Ga naar de inhoud

Wat is het probleem?

Gaat het over veiligheidsbeleving dan hebben veiligheidsprofessionals vaak een specifieke vraag of probleem.

Hieronder vind je de meest voorkomende vragen en problemen op een rij. Per probleem schetsen we meer achtergronden en mogelijke oplossingsrichtingen of manieren om te komen tot een goede duiding van het (daadwerkelijke) probleem. Ook vind je waar mogelijk praktijkvoorbeelden die je kunnen inspireren naar passende maatregelen of aanpak.

Meest voorkomende vragen en problemen op het gebied van veiligheidsbeleving

Is het je doel om de veiligheidsbeleving in de gehele gemeente naar een hoger niveau te tillen? Dat is een mooi streven! Maar vraag je eerst goed af wat je hiermee uiteindelijk wilt bereiken. Het is namelijk niet heel eenvoudig om dit breed geformuleerde doel te realiseren.

Kijk goed naar wat je onderliggende drijfveer is (of die van bestuurders of managers natuurlijk):

  1. De veiligheidsbeleving van de bevolking in onze gemeente is wezenlijk slechter dan die in vergelijkbare gemeenten
    Maak een verdiepende analyse op de veiligheidsbeleving. Analyseer niet alleen op basis van kwantitatieve gegevens, maar zeker ook op basis van kwalitatieve gegevens. Bijvoorbeeld door aan relevante individuen en groepen te vragen naar de mate waarin zij veiligheid als een probleem ervaren en wat hun gevoelens daarbij zijn.
  2. We vinden het gewoon een goed streven: veiligheid kan altijd beter
    Dat is inderdaad een mooi streven. Maar let op! Het niveau van veiligheidsbeleving beweegt namelijk mee met bredere gevoelens in de samenleving. Op het absolute niveau heb je dus maar ten dele invloed.Houd er daarnaast rekening mee dat werken aan veiligheid juist ook onveiligheidsgevoelens kan aanwakkeren. Onbedoeld kan het middel dus erger worden dan de kwaal.
  3. We willen de mensen in onze organisatie(s) leren beter te kijken naar hoe burgers veiligheid (en leefbaarheid) ervaren
    n dit geval is het doel om een bepaalde werkhouding te stimuleren bij medewerkers. Zij moeten dan meer bewust raken dat hun werkzaamheden of de manier waarop ze die werkzaamheden uitvoeren, gevolgen kan hebben voor de veiligheidsbeleving van bewoners. Het is een werkhouding die overigens, ook onder burgers, steeds belangrijker wordt gevonden.

Ook landelijk is een breed doel voor de veiligheidsbeleving vastgesteld. Zo stelde het kabinet Rutte II zich ten doel de onveiligheidsbeleving, zoals gemeten in de Veiligheidsmonitor, tussen 2012 en 2017 met tien procent terug te brengen. Het doel hiervan is vooral om veiligheidsbeleving als afzonderlijk aandachtspunt meer op de kaart te zetten.

Voorbeelden

Zoom je in op wijken in een gemeente dan zie je vaak een bepaald patroon terugkomen; zeker in de meer stedelijke gebieden. Dat ziet er ongeveer zo uit:

  • Een uitgesproken (relatief hoge of juist lage) veiligheidsbeleving in de binnenstad/het centrum,
  • Een meerderheid van wijken met een vrij goede veiligheidsbeleving
  • Eén of meer wijken die zowel objectief als subjectief relatief onveilig zijn. Meestal bevinden deze wijken zich in meerdere opzichten in een achterstandssituatie
  • Eén of meer zeventiger/tachtiger jaren buitenwijken, met een verhoogde kwetsbaarheid op het gebied van veiligheid en leefbaarheid (bijvoorbeeld zogenoemde ‘bloemkoolwijken’)
  • Een Vinex- of andersoortige recent gebouwde wijk, soms met een relatief gematigde veiligheidsbeleving (en gevoeligheid voor overlast)

Nauwkeuriger onderzoek naar wat er in deze wijken aan de hand is, levert vaak op dat de veiligheidsbeleving in buurt X door andere factoren wordt bepaald dan de beleving in de daarop lijkende buurt Y. En dus hebben deze buurten ook een andere aanpak nodig om de veiligheidsbeleving te versterken.

Een ‘one size fits all’-aanpak voor de veiligheidsbeleving in verschillende buurten is dan ook niet te geven. Wel zijn er verschillende strategieën om hier mee aan de slag te gaan. Er zijn twee varianten:

  1. Quick & dirty methode:
    • Treed snel en zichtbaar op tegen signaalcriminaliteit en -overlast
    • Richt je op een klein gebied
    • Betrek bewoners bij de aanpak
    • Investeer in de mensen, huizen en buitenruimte
    • Communiceer op maat
    • Wees ook kritisch naar jezelf.
  2. Maatwerkmethode: in lijn met het IAA-model maak je eerst een goede analyse. Wat is er in deze buurt aan de hand? Waarop richt de onveiligheidsbeleving zich hier precies en wat werkt die gevoelens hier in de hand? Orden de bevindingen per buurt of wijk aan de hand van de Tafel van 12 en bepaal op basis daarvan wat de drie tot vijf belangrijkste aanknopingspunten zijn om de veiligheidsbeleving te beïnvloeden.

In gebieden waar sprake is van (problematische) onveiligheidsbeleving, zal dit niet alleen een impact hebben op het welbevinden van mensen, maar ook zorgen voor economische consequenties. Denk bijvoorbeeld aan het wegblijven van klanten.

Aandacht voor de beleving is dus ook vanuit een economisch perspectief van belang. Want als mensen denken dat het ergens onveilig is, gaan zij daarnaar handelen. Of het ook werkelijk (zo) onveilig is, doet dan niet ter zake.

Veilig uitgaan

Organisaties betrokken bij (veilig) uitgaan zien het liefste dat hun uitgaansgebied als veilig wordt ervaren. Daar kunnen gemeenten, politie en horecaondernemers een belangrijke rol in spelen. Kijk eerst gezamenlijk naar de veiligheidsbeleving in het gebied; heeft dit aandacht nodig? Zo ja, maak dan samen een goede analyse van de precieze situatie. Een goed startpunt is de methodiek van de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU): deze methode start namelijk ook met een nauwgezette analyse van wat er aan de hand is. In het stappenplan van de KVU vind je verschillende methoden om een analyse voor een uitgaansgebied uit te voeren.

Gebruik bij het bepalen van de maatregelen de Keuzewijzer Veilig Uitgaan. Dit geeft een goed overzicht van de verschillende interventiemogelijkheden.

In de lokale veiligheidspraktijk zijn globaal genomen drie hoofdgroepen ‘enge plekken’ te onderkennen:

  • De klassieke ‘enge plek’: besloten, verlaten, onverlichte of verloederde plaatsen
  • De ‘hang- en handelplek’: meestal het territorium van als bedreigend ervaren groepen of individuen
  • Combinatieplekken: deze combineren elementen van beide bovengenoemde plaatsen

De doorwerking van een ‘enge plek’ is nog eens extra groot wanneer deze op een knooppunt van verkeersstromen ligt, zoals een station of een winkelcentrum. Dan worden namelijk extra veel mensen met de situatie geconfronteerd, terwijl ze deze plek niet kunnen vermijden omdat daar simpelweg geen alternatieven voor zijn.

Informatie, Analyse, Actie

De aanpak van enge plekken gebeurt met de klassieke probleemgerichte aanpak (of hotspot-aanpak). Richt deze dan meer in op de onveiligheidsbeleving en maak gebruik van het IAA-model: Informatie, Analyse, Actie.

Tip:
Hoe concreter de locatie waar mensen zich onveilig voelen, hoe makkelijker het vaak is om te achterhalen waarop het onveilige gevoel is gebaseerd. Dat wil niet automatisch zeggen dat het ook eenvoudig is om dat gevoel weg te nemen. Soms is er ook een intensieve en langdurige aanpak nodig om de veiligheidsbeleving te verbeteren. Systematisch werken is ook hier weer nodig.

De veiligheidsbeleving van mensen is ruwweg de uitkomst van:

  • De risico’s die ze denken te lopen
  • De mate waarin ze zichzelf in staat achten die risico’s het hoofd te bieden
  • En/of de steun die ze daarbij denken te zullen krijgen.

Zo kan het zijn dat mensen zich erg onveilig voelen, niet omdat ze meer risico (denken te) lopen dan anderen, maar omdat ze het gevoel hebben dat áls er wat gebeurt, zij hier niet tegen opgewassen zijn. Kijk voor meer informatie daarover ook bij Wat is veiligheidsbeleving.

Verschillen tussen mensen leiden dus ook tot verschillen in de veiligheidsbeleving. Belangrijke verschillen hangen onder meer samen met:

  • Demografische kenmerken (leeftijd, geslacht, seksuele oriëntatie)
  • Leefstijlen (bijvoorbeeld ego versus groepsgericht en introvert vs extravert)
  • Professie (denk niet alleen aan de beroepsgroep, maar ook aan de bedrijfscultuur).

Tip:
Pas op voor de valkuil van de eenvoudige vergelijking tussen de objectieve en de subjectieve veiligheid van een bepaalde groep mensen; zoiets als ‘dat is overdreven, objectief valt het best mee’ Want de veiligheidsbeleving wordt niet alleen bepaald door de slachtofferkans, maar ook door de inschatting van de gevolgen, de eigen kwetsbaarheid et cetera.

Maar ook zijn juist de mensen die het gevaar om slachtoffer te worden hoog inschatten, ook sneller geneigd preventieve maatregelen te nemen. Dat verlaagt vervolgens hun slachtofferkans. Er bestaat dus een groot verschil tussen het zogenoemde primaire risico (dat zij zelf ervaren) en het secundaire risico. Dit laatste is het risico van slachtofferschap ná het nemen van maatregelen en dat dus ook uit de statistieken naar voren komt.

Wat is de grondslag onder de stelling dat (deze) mensen zich onveilig zouden moeten voelen? Dat is hier de grote vraag. Omdat zij in jouw ogen objectief gezien een hoog risico lopen? En omdat zij pas – in jouw ogen – gepaste maatregelen gaan nemen als zij zich inderdaad minder veilig zouden voelen?

Onderzoek dan ook eerst waarop de eigen perceptie en het eigen oordeel is gebaseerd. Wegen de risico’s misschien zwaar mee omdat het nu eenmaal je vak is om hiervoor oog te hebben? Kan het zijn dat de betreffende burgers een relatief gezonde houding hebben door er niet al te zwaar aan te tillen? Bijvoorbeeld omdat zij andere prioriteiten hebben? Het leven bestaat tenslotte uit risico’s. Volgens psychologen bekijken normale, geestelijk gezonde mensen onbewust hun leefomgeving als het ware door een roze bril. Als zij dat niet deden, zouden ze nauwelijks aan hun eigenlijke activiteiten toekomen…

Kan het dus zijn dat je vanuit vakmatig perspectief bezien wellicht volstrekt gelijk hebt, maar dat burgers, vanuit hun brede visie op hun eigen leven, ook helemaal gelijk hebben om waarschuwingen naast zich neer te leggen?

Analyse

Zijn er aanwijzingen dat mensen uit een bepaalde doelgroep te makkelijk denken over bepaalde veiligheidsrisico’s, zoek ze dan eerst op en ga het gesprek met ze aan. Luister naar wat zij over de veiligheidsproblemen zeggen en vraag hen ook te reageren op de mogelijke risico’s. Probeer dus eerst hun standpunt te begrijpen, voordat je hen gaat overtuigen van die van jou.

Actie

Is de conclusie dat het toch zinvol is om het probleembesef bij de doelgroep te vergroten, bepaal dan eerst wie daadwerkelijk een hoog risico loopt en spreek deze groep dan zo gericht mogelijk aan.

Voorbeeld

Nederlandse onderzoekers constateerden dat mensen zich in een onveilige situatie veiliger voelden wanneer zij politiemensen zien. Maar bij mensen in een veilige situatie had het zien van politiemensen het tegenovergestelde effect! Zoiets is ook vast gesteld in uitgaanssituaties: het zien van repressief georiënteerde politiemensen in een rustige uitgaanssituatie leidde bij uitgaanspubliek tot een onveiliger gevoel.

Afwegen van belangen

Als je – zichtbaar – aan veiligheid werkt, loop je de kans om ook onveiligheid onder de aandacht van het publiek te brengen. Want, door de maatregelen die je neemt, kunnen mensen zich juist onveiliger gaan voelen. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang je je maar bewust bent van dat effect en er sprake is van een zorgvuldige afweging van belangen. En zolang dat ook gebeurt op basis van valide wetenschappelijke inzichten.

Effectief of niet?

Op basis van literatuur concludeerde Vollaard (2014) dat er geen reden is om aan te nemen dat het verhogen van het risicobewustzijn van burgers ertoe leidt dat zij meer aan inbraakpreventie gaan doen. Dit komt ook omdat hier relatief weinig onderzoek naar is gedaan. Interventies kunnen effectiever en gerichter worden ingezet wanneer duidelijk is wat burgers aanzet tot preventiegedrag en op welke punten precies de overheid een helpende hand kan bieden. Dan zou inbraakvoorlichting door de politie meer effect kunnen sorteren.

Tegelijkertijd wees Eysink Smeets (2014) erop dat inbraakvoorlichting mogelijk bijdraagt aan een verslechtering van de veiligheidsbeleving bij woninginbraken. Dat moet aanzetten tot nadenken: is een aanpak die mensen meer onveiligheid doet zien, maar niét tot ander gedrag leidt, wel zo wenselijk?

Luister en test

Neem niet te snel aan dat de ernst die je als professional aan het betreffende verschijnsel hecht, ook door burgers zo wordt gevoeld. Check dat dus eerst bij de doelgroep. Hoe? Zie het Informatie en Analyse-model (IAA-model).

Staar je vervolgens niet blind op de zichtbaarheid van de maatregelen, maar kijk ook naar de manier waarop de maatregelen worden ingezet: vaak is het immers ook de toon die de muziek maakt. Past deze toon binnen de context waarin de maatregelen genomen worden?

Dus:

  • Houd er rekening mee dat veiligheidsmaatregelen een averechts effect kunnen hebben op veiligheidsbeleving.
  • Gebruik de congruentiematrix om daar gevoel voor te krijgen.
  • Leg bij twijfel je oor goed te luisteren bij de mensen om wie het gaat (en twijfel niet te laat).
  • Test grootschalige interventies – als dat maar enigszins mogelijk is – eerst op kleinere schaal en kijk wat deze doen op de veiligheidsbeleving.
  • Tenslotte: breng bij effect-evaluaties van maatregelen ook altijd in kaart wat de effecten zijn op de veiligheidspercepties van het publiek.

Communiceren over veiligheid is impliciet dan wel expliciet ook communiceren over onveiligheid. Je kunt dus ook een tegenovergesteld effect bereiken dan wat je beoogt: dat mensen zich door de ingezette communicatie juist onveiliger gaan voelen (Barthe, 2006).

Bij persoonlijke communicatie is dit makkelijker te voorkomen dan bij massa-mediale communicatie. Je ziet hier tenslotte de reactie van je gesprekspartner en daar kun je rechtstreeks op inspelen. Bij massa-mediale communicatie kan dat niet of minder snel. Reden genoeg om hier voorzichtig mee om te gaan.

De congruentiematrix biedt een praktisch houvast om te beoordelen of en welke communicatie verstandig is. De matrix geeft aan dat bij problemen waarvan mensen ‘buikpijn’ hebben het meestal raadzaam is expliciet te communiceren. Bij verschijnselen waar geen sprake is van ‘buikpijn’ is meer terughoudendheid geboden.

Erkenning van emotie?

Communicatie over (de aanpak van) verschijnselen waar mensen zich druk over maken kan ervoor zorgen dat zij zich gesteund weten en zich daardoor daadwerkelijk veiliger voelen. De wijze van communicatie, maakt ook verschil.

Uit een experiment met pinpointcommunicatie bleek bijvoorbeeld dat het benoemen van het probleem op een manier die recht deed aan het gevoel daarover bij mensen, én die de sociale norm rond dat probleem nog eens bevestigde, het beste resultaat biedt. Overigens zowel ten aanzien van de verbetering van de veiligheidsbeleving áls voor wat betreft het vertrouwen in politie en gemeente!

Pinpointcommunicatie

Vaak is de groep die écht buikpijn van een bepaald probleem heeft vrij klein. Het is dan de uitdaging alleen díe groep te bereiken. Dat kan door de inzet van zogenoemde pinpointcommunicatie.

Daarmee wordt de communicatie alleen gericht op de directe buren van een huis waar bijvoorbeeld een incident heeft plaatsgevonden. Een andere vorm is om bijvoorbeeld van te voren scherp te bepalen welke ondernemers wel en welke geen verhoogd risico op overvallen hebben, om vervolgens alleen die met een verhoogd risico met preventievoorlichting te benaderen.

Onderzoek van het CCV liet onlangs nog eens zien dat met zo’n werkwijze inderdaad ongewenste effecten van communicatie op de veiligheidsbeleving (van anderen) kan worden voorkomen.

10 vuistregels

De hierboven aangestipte onderzoek en tips borduren voort op een onderzoek over communicatie rond de beleving van overlast en verloedering. Dit rapport Schaken op verschillende borden geeft 10 praktische vuistregels voor de communicatie:

  1. Luister voordat u gaat zenden!
  2. Communiceer op het laagst mogelijke schaalniveau
  3. Communiceer niet in ‘boodschappen’, maar maak deel uit van de conversatie
  4. Bedenk tevoren wie de beste afzender is
  5. Personaliseer die afzender (dus geef deze een menselijk gezicht)
  6. Zorg voor congruentie tussen het publieke probleembesef en de beleidsmatige aandacht dan wel het frame
  7. Organiseer collectief geheugen
  8. Communiceer op inhoud- als op betrekkingsniveau
  9. Tap in tijden van nood uit een ander vaatje
  10. En: durf te relativeren! Wellicht is ‘normaliseren’ hiervoor een neutraler woord. Bedoeld wordt in ieder geval om aan te geven dat iets een relatief maatschappelijk verschijnsel is dat wellicht niet prettig is, maar ook niet tegen elke prijs te voorkomen is.

Het is een bekend verschijnsel dat slachtoffers van criminaliteit niet altijd aangifte doen. Daar zijn verschillende redenen voor. Van “niet belangrijk genoeg’ tot aan ‘mijn spullen komen daarmee niet terug’. Maar soms is angst de reden om geen aangifte te doen. Daarover gaat dit onderdeel.

De angst om aangifte te doen of iets te melden bij de politie kan verschillende gronden hebben. De vrees voor represailles van de dader bijvoorbeeld. Of angst voor uitstoting uit de buurt of de gemeenschap, omdat praten tegen de politie ‘not done’ is. De angst om sociaal-maatschappelijk in de problemen te komen is ook een reden, omdat met een aangifte of melding iets naar buiten komt over het slachtoffer wat je liever niet bekend maakt.

Spiraal doorbreken

Hoe dan ook: bij de afweging om aangifte te doen of informatie met de politie te delen is angst een slechte raadgever. De dader merkt namelijk dat hij ongestraft met een delict kan wegkomen. Dat maakt hem juist sterker. Zo kan een spiraal van angst ontstaan: slachtoffers zijn angstig en trekken zich terug, en daders voelen zich daardoor sterker en nemen nog meer ruimte in. Als reactie hierop durven slachtoffers (en mensen in hun omgeving) daders nóg minder in de weg te leggen (de anderen doen dat toch ook niet?), enzovoort. Voor de leefbaarheid in een buurt (of in een gemeenschap) is het essentieel om een dergelijk spiraal zo snel mogelijk te doorbreken.

Meldstilte?

Wordt er in een bepaalde buurt of gemeenschap geen of nauwelijks aangifte gedaan, terwijl je dat wel zou verwachten, omdat dat bijvoorbeeld eerder wel het geval was, kan dat twee dingen betekenen. Of er gebeurt inderdaad niets (meer), óf er gebeurt wel degelijk het een en ander maar bewoners durven, willen of kunnen geen melding te doen. Bij een relatieve meldstilte moet je je dus altijd afvragen wat er aan de hand is en alert zijn.

Check de signalen

Zorg dat één of meer vertrouwenwekkende en kundige mensen de buurt in gaan om te observeren wat er gebeurt en vertrouwelijke gesprekken in de buurt te voeren. Zo kunnen ze achterhalen of er werkelijk niets aan de hand is. Is er niets aan de hand: prima en wees blij. Maar wijzen signalen de andere kant op: graaf door. Doe een grondige probleemanalyse. Waar en bij wie zit vooral de angst? Hoe komt dat? Waar zitten aanknopingspunten om de stilte te doorbreken?

Mogelijke acties

Wat vervolgens geschikte acties zijn, is volkomen afhankelijk van de bevindingen uit de analyse. In het verleden is vooruitgang onder meer gezocht in:

a. werken met vertrouwenspersonen

Het netwerk Roze in Blauw van de politie Amsterdam is een voorbeeld van werken met vertrouwenspersonen. Slachtoffers van HoLeBi-geweld kunnen voor hulp bij deze mensen aankloppen. Ook Slachtofferhulp Nederland biedt bijvoorbeeld ondersteuning bij het maken van de afweging al dan niet aangifte te doen.

b. outreachend werken

Een voorbeeld van outreachend werken is al als politie in een bedreigde buurt van deur-tot-deur bewoners bezoekt, zodat voor anderen nooit duidelijk is wie wat heeft verteld. Een ander voorbeeld is om in samenwerking met Meld Misdaad Anoniem (MMA) in een buurt bijeenkomsten te organiseren. Of voorlichting over de MMA te organiseren tijdens preventiebezoeken.

c. anoniem melden

Meld Misdaad Anoniem kent gerichte campagnes waar anoniem melden centraal staat. Zoals bij prostitutie onder dwang, mensenhandel, illegaal vuurwerk e.d.

d. anonieme(re) aangifte

Intussen bestaan er verschillende mogelijkheden om anoniem aangifte te doen: domicilie kiezen op het politiebureau en aangifte doen onder nummer (Programma Veilige Publieke Taak, 2013). In de praktijk echter bieden deze constructies veel gevallen geen garanties voor blijvende anonimiteit (zie bijv. Bovenkerk & Kruiswijk, 2012).

e. veilig aangifte kunnen doen zonder opgepakt te worden voor illegaliteit o.i.d.

Amsterdam heeft aparte afspraken gemaakt voor illegalen die aangifte willen doen. Hierin is geregeld dat illegalen er zeker van kunnen zijn niet te worden aangehouden, noch later gericht te worden opgespoord, wanneer zij voor een aangifte contact met de politie opnemen. De eerste signalen zijn positief: illegalen zouden zo ook een minder ‘gemakkelijke’ prooi zijn voor criminelen. Bron: Illegaal kan in Amsterdam aangifte doen zonder te vrezen voor uitzetting (Het Parool, 29-11-2014)

Let op: actie ná de aangifte minstens zo belangrijk

Welke acties je ook inzet om mensen te stimuleren aangifte te doen, deze moeten natuurlijk wel steeds worden ondersteund door geloofwaardige, zichtbare en vooral ook blijvende acties tegen diegenen die voor de ontstane angst verantwoordelijk zijn. Dat betekent bijvoorbeeld ook nét die extra stap zetten in de opsporing en vervolging. Het betekent waar nodig ook aandacht voor bescherming nadat er aangifte is gedaan.

Een plaats, buurt of wijk krijgt een onveilig imago wanneer mensen daar zelf onveilige situaties hebben meegemaakt en/of wanneer zij daarover – terecht of onterecht – van anderen horen. Dat kan ook vanuit de media zijn. Wanneer de situatie vervolgens verbetert, merken de mensen die daar vaak komen dat natuurlijk wel, maar anderen niet. Zo kan een negatief imago (het zogenoemde externe imago) nog lang blijven hangen.

Extern en intern imago

Een negatief extern imago heeft gevolgen. Het beeld dat mensen van een bepaalde plaats, buurt of wijk hebben, werkt vaak door in hun handelen. Het beïnvloedt de mate waarin zij geneigd zijn die locatie nog eens te bezoeken. Om er te gaan winkelen bijvoorbeeld. Of daar een huis te kopen of te huren; een bedrijf te vestigen, of goederen af te leveren.

Uit onderzoek blijkt bovendien dat een slecht extern imago ook doorwerkt op de beleving van bewoners of gebruikers van de locatie (het zogenoemde interne imago). Als mensen denken dat anderen negatief naar hun buurt kijken, drukt dat hun eigen woongenoegen of tevredenheid. En nog meer dan dat: het drukt ook hun éigen veiligheidsbeleving.

Reputatiemanagement

Alleen een verbetering van de feitelijke situatie op een locatie, in een buurt of wijk is dus niet afdoende. Er moet ook aan het imago worden gewerkt: de manier waarop mensen denken en spreken over de wijk, buurt, locatie. ( ‘het gesprek’ dus als element van de Tafel van 12). Maar hoe doe je dat?

Toen president Obama in het najaar van 2014 duidelijk wilde maken dat het eerste Ebola-geval op Amerikaanse bodem, een verpleegster, écht genezen was zei hij dat niet alleen. Hij omhelsde haar ook voor het oog van de camera’s. Dit gebaar was veel veelzeggender dan zijn woorden: dat zou hij toch nooit gedaan hebben als het niet veilig was?

De kracht van gebaren boven woorden werd een paar jaar eerder op omgekeerde wijze zichtbaar. Minister Opstelten vertelde toen bij de Moerdijkbrand dat alles veilig was, maar bleef daarbij in een busje zitten. Meteen was de heersende gedachte dat het dús niet veilig was.

Alleen maar – bijvoorbeeld met een communicatiecampagne – vertéllen dat het beter is geworden, brengt je dus meestal niet bij je doel. Zorg vooral dat de boodschap in gedrag ook zichtbaar en voelbaar is. In het gedrag van bestuurders of opinieleiders, die zich nu zelf op de betrokken plek weer laten zien. Of zorg dat het aantrekkelijk is voor de mensen zelf om de nieuwe situatie uit te proberen.

Het zijn vooral mensen die nooit van het openbaar vervoer (OV) gebruik maken die het beeld hebben dat het OV onveilig is. Maak het hen aantrekkelijk het vervoer eens uit te proberen, dan merken zij vanzelf wat de meeste reizigers allang weten: dat het in 95% van het openbaar vervoer veilig is.

Lange adem

Er is wel een lange adem nodig om een buurt of wijk een blijvend ander imago te geven. Als de uitvoering gedegen is, is het wel degelijk mogelijk. Ook hier is het geen kwestie van alleen maar ‘overgieten van de wijk met een fris communicatiesausje’ (“Wijk X bruist!”).

Een juiste ‘wijkbranding’ begint bij het zorgvuldig bepalen van de kernidentiteit van de wijk of buurt: wat zijn de échte kenmerken van de wijk? Wat zijn dan vervolgens de sterke en aantrekkelijke punten die zich lenen om verder uit te bouwen? Hoe maak je dat tastbaar en zichtbaar? Zijn er (universele) kenmerken die voor iedereen herkenbaar zijn, en die in een aansprekend symbool omgezet kunnen worden als illustratie van de beoogde identiteit voor die wijk?

Hoe meer partijen in de wijk daarbij betrokken zijn (bewoners, ondernemers, vastgoedeigenaren, gemeente), hoe beter het is en hoe beter de gewenste identiteit kan worden opgebouwd en uitgedragen. Hoe meer dat uitdragen ook door ánderen wordt gedaan, hoe beter het is.

Burgerparticipatie is een veelbelovende methode die een uitstekende invulling kan geven aan verschillende onderdelen uit de Tafel van Twaalf. Want, als burgers meedoen in de aanpak van een probleem vergroot dat de kans dat zaken worden aangepakt waar zij werkelijk last van hebben (signaalcriminaliteit- en overlast en verloedering).

Ook kan participatie bewoners bekender maken met elkaar of bij elkaar brengen (‘onbekende anderen’ en vertrouwenwekkend toezicht). Daarnaast kan het toezicht soms op een hoger niveau terecht komen (invloed bewoners) omdat mensen merken dat zij zelf controle kunnen uitoefenen op de zaken die hen eigenlijk beangstigen. En burgerparticipatie kan de lijnen met professionals in de buurt aanhalen en de kwaliteit van beleid of communicatie naar een hoger plan brengen (kwaliteit van de aanpak, invoelend vermogen en leiderschap en communicatie). Daarmee kan burgerparticipatie direct of indirect bijdragen aan een betere veiligheidsbeleving.

Let hier wel op het gebruik van het woord ‘kan’. Want uit onderzoek blijkt dat ook een ander scenario mogelijk is. De uitspraak dat “alles wat je aandacht geeft, groeit” geldt namelijk ook voor (on)veiligheid. Dat betekent dat participatie er ook toe kan leiden dat mensen juist meer onveiligheid gaan opmerken (het gesprek) of dat ze zien dat onveiligheid niet altijd even gemakkelijk op te lossen is. In sommige gevallen vraagt participatie van mensen dat zij zich kwetsbaarder opstellen (signaalcriminaliteit- en overlast, verloedering en onbekende anderen). Daardoor kan burgerparticipatie juist ook weer averechts op de veiligheidsbeleving werken.

Contra-intuïtief?

Veel projecten zien er zo logisch uit of zijn gebaseerd op zo’n sympathieke gedachte dat ze wel moéten werken. Althans, dat zegt onze intuïtie. Alleen, onderzoek toont een genuanceerder beeld. Sommige evaluaties tonen inderdaad aan dat mensen zich veiliger zijn gaan voelen. Maar in andere evaluaties komt precies het tegenovergestelde naar voren of wordt helemaal geen effect van burgerparticipatie geconstateerd.

Of de beoogde effecten zijn wel zichtbaar bij de kleine groep enthousiastelingen die het project dragen, maar worden niet terug gevonden bij de bredere buurtbevolking. En tenslotte kan het vertrouwen in de overheid door burgerparticipatie wel zijn gegroeid – of bij mensen het gevoel ontstaan zijn dat ze een zinnige bijdrage aan de samenleving gaven – maar dat goed beschouwd het veiligheidsgevoel in de buurt niet is veranderd.

Uitvoeringskwaliteit

Wat burgerparticipatie nodig heeft kortom, is goed maatwerk. Kijk dus goed naar de context, pas de juiste werkvorm toe en besteedt vervolgens veel aandacht aan de uitvoeringskwaliteit.

Kijk daarbij ook goed naar de al bestaande sociale kwaliteit in een buurt. Burgerparticipatie in veiligheid gedijt het beste waar goede relaties bestaan tussen buren onderling én met instanties. Als een dergelijke ‘sociale kracht’ ontbreekt, is het de vraag of investering in burgerparticipatie de moeite waard is. Het lijkt dan beter om in te zetten op de combinatie van een hoog niveau van handhaving en het bouwen aan vertrouwen in de buurt.

In de voorbeelden hieronder staan de lessen die bij diverse werkvormen en contexten zijn getrokken: sta hierbij stil en doe er je voordeel mee. Werk, als dat maar even kan, met een pilot en bekijk kritisch of die het gewenste resultaat oplevert. Zowel in de ogen van burgers áls in de ogen van bestuurders en beleidsmakers.

Praktijkvoorbeelden

De recente overzichtsstudie van (Van der Land et al., 2014) maakt een onderverdeling in zeven typen burgerparticipatie bij veiligheid. Klik op de gehighlighte voorbeelden om te zien wat bekend is over het effect van de interventie op veiligheidsbeleving en van de voorwaarden waaronder die effecten optimaal te behalen zijn.

  • Toezicht, zoals buurtvaders, Buurt Preventie Teams en Whatsapp-groepen;
  • Opsporing, zoals Burgernet, burgerrechercheurs of boevenvangen.nl;
  • Werken aan schoon & heel, zoals Opzoomeren, buurtbudgetten;
  • Conflictbemiddeling, zoals buurtbemiddeling, Vredepoort en andere vormen van mediation;
  • Contactbevordering, zoals PolitieKids, Burgers in Blauw, gedragscodes;
  • Informatiebemiddeling, zoals Politie-app, BuitenBeter, Onze Buurt Veilig;
  • Beleidsbeïnvloeding, zoals Buurt Bestuurt, Veiligheidspanel, Veilige Buurten Teams.