Ga naar de inhoud

Misverstanden veiligheidsbeleving

Opvallend is het aantal aannames of overtuigingen over veiligheidsbeleving. Het onderwerp leent zich ook uitstekend voor een uiteenlopende uitleg.

geen afbeelding

Met 16 miljoen mensen, tenslotte 16 miljoen belevingen van veiligheid. Of toch niet? In de uitwerking van onderstaande misverstanden, leer je er meer over.

Waar of niet waar?

De Veiligheidsmonitor en de voorgangers daarvan, laten al een aantal jaren een daling van de (veel voorkomende) criminaliteit zien. Vanuit dit oogpunt bekeken, wordt Nederland inderdaad steeds veiliger. Maar criminaliteit is een dynamisch begrip. De klassieke vormen van criminaliteit dalen wellicht, maar andere vormen lijken juist toe te nemen. Zo kennen we nu ook online criminaliteit: volgens de Veiligheidsmonitor 2012 werd in dat jaar 8% van de Nederlandse bevolking hier slachtoffer van.

De gegevens over veiligheidsbeleving wijzen er vrij systematisch op dat de Nederlandse bevolking zich sinds de eeuwwisseling veiliger voelt, minder stijging van criminaliteit ervaart (hoewel de meerderheid nog steeds denkt dat de criminaliteit toeneemt) en criminaliteit ook minder vaak als zwaarwegend maatschappelijk probleem ervaart. De gemeten verbetering van de veiligheidsbeleving is vanaf 2008 echter min of meer tot stilstand gekomen. Het is niet uit te sluiten dat de economische crisis hieraan ten grondslag licht.

Het valt in de beleidspraktijk vaak te horen: “Wat gek: in buurt X is de objectieve veiligheid niet slechter dan gemiddeld, maar toch voelt men zich er onveiliger dan elders”. Over steden valt soms iets vergelijkbaars te horen.

Maar ook het omgekeerde komt voor: dat buurten objectief gezien onveilig zijn, maar dat de bevolking zich er – althans volgens de gebruikelijk metingen – toch best veilig voelt.

Dit verschijnsel is minder vreemd dan het op het eerste gezicht wellicht lijkt. Want veiligheidsbeleving wordt lang niet alleen beïnvloed door het niveau van criminaliteit of overlast alleen. Zo spelen het type mens dat in een buurt woont en bijvoorbeeld zijn beleving van de sociale (en fysieke) kwaliteit van een buurt net zo goed een rol. En kan het dus voorkomen dat bij een gelijk niveau van objectieve veiligheid, de subjectieve veiligheid in buurten wel degelijk sterk verschilt. Een relatief slechte subjectieve veiligheid is meestal een indicator dat er iéts scheef zit. Maar wat dat preciés is, is dan nog de vraag. Dat hoeft niet de objectieve veiligheid te zijn.

Anders gezegd: veiligheidsbeleving is de thermometer, maar nog niet de diagnose (vrij naar Belgische criminologe Van den Herrewegen).

In de praktijk spreken we vaak in zwart-wit termen over veiligheidsbeleving: je veilig voelen is goed, je onveilig voelen is slecht.

Maar is het slecht wanneer je aan de rand van een afgrond staat en je dan onveilig te voelen? Of als je door een ongure buurt in een onbekende stad loopt? Een gevoel van onveiligheid waarschuwt je ook voor gevaar, het maakt alert en zet aan tot handelen.

De meeste mensen die in onderzoeken aangeven zich onveilig te voelen, voelen zich ‘soms’ of ‘wel eens’ onveilig. Over hoe vaak dat is, weten we niets. En ook weten we niets over de intensiteit van dat gevoel. En voelt niet iedereen zich wel eens een momentje onveilig?

Het wordt pas interessant voor de veiligheidspraktijk als deze veiligheidsbeleving mensen belemmert in hun leven. Dat kan zijn omdat het hun welzijn vermindert en/of omdat zij vinden dat het hun gedrag op een vervelende manier beïnvloed. Voor de beleidspraktijk is het dus vooral nodig om zicht te krijgen op waar én wanneer onveiligheidsbeleving als problematisch wordt ervaren. Lees meer hierover bij Landelijk Beeld.

Deze gedachte gaat er vanuit dat er maar één oorzaak is voor onveiligheidsbeleving: criminaliteit (en/of overlast).

Soms is dat inderdaad ook het geval. En dan is het inderdaad zaak die criminaliteit of overlast gepast en zichtbaar aan te pakken. Bijvoorbeeld als het gaat om Signaalcriminaliteit en -overlast, high impactdelicten of criminaliteit of overlast van onaantastbaren.

Maar in de meeste gevallen is criminaliteit of overlast maar één van de factoren die onveiligheidsbeleving in de hand werken. Dan moet je dus zicht zien te krijgen op de andere factoren en ook dáárop maatregelen nemen.

Vergeet daarbij tenslotte niet dat daadkrachtige, zichtbare bestrijding van de criminaliteit heel goed kan zijn op die plekken waar mensen over die criminaliteit ook echte zorgen hebben. Op plaatsen waar mensen geen zorgen hebben kan het juist onveiligheidsgevoelens in de hand werken! Lees ook: Wat is het probleem?

Het klopt: veiligheidsbeleving is een vaag begrip. Het is een containerbegrip, waarin allerlei verschillende gedachten, percepties en emoties kunnen schuilgaan. De doorwerking is alleen niet zo vaag.

Een goede veiligheidsbeleving maakt het mogelijk dat mensen zich vrij kunnen bewegen. En bijvoorbeeld gebruikmaken van een plein of speeltuin. Dat ze contact durven maken met andere mensen van allerlei achtergrond. Grenzen durven aangeven en zeggen wanneer ze ergens last van hebben. Langs die groep jongeren durven lopen of door dat tunneltje naar de sportclub gaan. Of met een gerust hart hun kinderen buiten laten spelen of naar het uitgaanscentrum in de binnenstad gaan.

Een slechte veiligheidsbeleving kan buurten in verval brengen, huizenprijzen beïnvloeden, voorkomen dat mensen ’s avonds uitgaan (of tegen de politie hun mond opendoen) of zorgen dat er ’s avonds alleen nog maar mannen in de metro zitten.

Is dat vaag? Nee, natuurlijk niet. Het is wel lastig om er een echt goed zicht op te krijgen. Dat vraagt om heel goed te luisteren naar de mensen waar het om gaat. Weten hoe dat kan? Kijk bij Model voor probleemgerichte aanpak veiligheidsbeleving.

Dat is soms zeker het geval. Maar soms ook niet. Nog sterker: uit tal van studies is gebleken dat mensen zich er soms ook juist ónveiliger van gaan voelen.

Het gaat bij de inzet van politie dus ook niet zozeer om hoeveel politiemensen worden ingezet (onder het motto: hoe meer hoe beter), maar vooral om hoe, waar en wanneer dat is. En zeker ook om de vraag in welke mate de inzet is afgestemd op de specifieke situatie, de specifieke problematiek.

Dat uiteenlopende vormen van community policing de veiligheidsbeleving van het publiek kan verbeteren is al vrij vaak gedocumenteerd. Maar zo is in bepaalde situaties ook gevonden dat juist een stevige, repressieve aanpak de veiligheidsbeleving verbeterde. Vermoedelijk is het bij veiligheidsbeleving niet veel anders dan met het verbeteren van de objectieve veiligheid: een probleemgerichte politiestrategie werpt de beste resultaten af. Dat betekent dat in situatie A aanpak X werkt, en in situatie B aanpak Y.

Wees je er daarbij van bewust dat het niet alleen zo is dat politieinzet niét effectief kan zijn bij het verbeteren van de veiligheidsbeleving, het is zelfs zo dat het juist averechts kan werken. werkt. De aanwezigheid en/of de activiteiten van de politie kan er juist toe leiden dat mensen zich onveiliger voelen, bijvoorbeeld omdat de aandacht hierdoor meer op (potentiele) onveiligheid wordt gericht.

Het leidt geen twijfel dat de media forse invloed hebben op onze veiligheidsbeleving. Alleen hoe die invloed precies verloopt, in welke mate, bij wie en op welke veiligheidsbeleving (!) is helaas een stuk minder duidelijk.

De beleving van de veiligheid in onze directe omgeving wordt vooral bepaald door ons eigen ervaringen en datgene wat we van relevante mensen uit onze omgeving horen. De media spelen hierop maar een beperkte rol.

Anders wordt het wanneer het gaat om de beleving van de veiligheid elders (veraf), zeker als dat om plaatsen gaat waar we zelf niet of nauwelijks komen. Of wanneer het om de veiligheid gaat in ‘de samenleving als geheel’. Hierbij zijn de media onze voornaamste informatiebron. En omdat media vooral over het afwijkende berichten, hebben we al snel de indruk dat die afwijkende zaken veel vaker voorkomen dan terecht is.

Dit verschillende effect op de veiligheid ‘dichtbij’ en ‘veraf’ verklaart mede waarom onze beleving van die twee zo kan verschillen. Waarom het met mij goed gaat, maar met ons slecht.

Goed communicatiebeleid kan eraan bijdragen dat onveiligheidsbeleving niet nodeloos wordt aangewakkerd (en soms zelfs bijdragen aan reductie daarvan). Bijvoorbeeld waar het gaat om het framen van problemen of maatregelen, het communiceren in het kader van schokkende incidenten of de communicatie.

Onze zorgen over criminaliteit en veiligheid weerspiegelen ook veel diepere zorgen over de samenleving als geheel. Dit meer diffuse ‘onbehagen’ komt in onze gedachten en gevoelens rond sociale veiligheid naar boven, terwijl zij eigenlijk betrekking heeft op een veel dieper, meer existentieel gevoel van (on)veiligheid.

Zo moeten we er ook rekening mee houden dat onze veiligheidsbeleving vanaf het najaar van 2008 ook onder invloed staat van de economische crisis. Een heel andere soort van onveiligheid. Opvallend is in ieder geval dat de veiligheidsbeleving voor 2008 jaar na jaar verbeterde, maar dat vanaf het najaar van 2008 die verbetering tot staan is gebracht. Zie verder ook bij Landelijk beeld Veiligheidsbeleving.

Engelse criminologen lieten zien dat de veiligheidsbeleving zoals wij die in monitoren meten, slechts voor een beperkt deel experientieel is; dat wil zeggen terug te brengen is tot concrete onveilige ervaringen. Het overgrote deel is namelijk expressief: hierin komen de diepere zorgen over waar het in de buurt of samenleving heen gaat, naar boven.

Maar dat betekent nog niet dat je niets aan veiligheidsbeleving kunt doen! In de praktijk blijkt dat je dit wel degelijk kunt verbeteren. Als ruwe vuistregel kun je aanhouden dat hoe concreter de situatie waarop de (on)veiligheidsbeleving is terug te brengen, hoe beter verbetering mogelijk is.

 

En die communicatie-afdeling moet dan meestal laten zien hoe veilig het in de betreffende stad, wijk of buurt is en/of hoe hard de betreffende instantie zich inspant om die veiligheid te verbeteren.

Keer op keer wordt echter weer zichtbaar dat communicatie met dat doel weinig verandering brengt. Of zelfs juist een contraproductief effect heeft.

Het ‘opdringen’ van informatie over objectieve onveiligheid (of onveiligheidsrisico’s) is meestal ook niet zinvol. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat mensen zich juist méér onveilig gaan voelen als ze systematisch ‘objectieve’ informatie over onveiligheid krijgen.

Objectieve informatie over (on)veiligheid moet wel beschikbaar zijn voor mensen die daar actief naar op zoek zijn. Burgers vragen namelijk wel om transparantie. In steeds meer gemeenten zijn dan ook de veiligheidscijfers op internet te volgen.

Klik voor meer tips over communicatie die onveiligheidsgevoelens niet verder aanwakkert bij Wat is het probleem?

Gegevens uit monitoren lijken nogal concreet en ‘hard’, zoals: 23,4% van onze burgers voelt zich wel eens onveilig. Maar wetenschappelijk is allang aangetoond dat zo’n enkele vraag nauwelijks iets zegt over hoe het écht met veiligheidsbeleving gesteld is. Daarvoor heb je veel meer vragen nodig. En bovendien: vraag het net even op een andere manier of pas de volgorde van de vragen aan en het antwoord kan zo 10 procentpunten schelen!

Zo leverde de overgang in 2012 van de Integrale Veiligheidsmonitor naar de Veiligheidsmonitor menig beleidsambtenaar zweetdruppeltjes op: hoe kon het toch zijn dat zich nu bijna 40% van de bevolking zich (tenminste wel eens) onveilig voelt, terwijl dat de jaren ervoor zo’n 25% was? Een kwestie van net even een andere onderzoeksopzet.

Als absolute cijfers zeggen dit soort monitorbevindingen dan ook weinig. Relatief zeggen ze wat meer. Bijvoorbeeld omdat uit de jaarreeksen een duidelijke trend zichtbaar is. En omdat uit vergelijking tussen verschillende situaties (buurten, steden, doelgroepen) blijkt waar relatief gezien meer veiligheids- of juist onveiligheidsgevoelens worden gemeten.

Als je het zo bekijkt, functioneren dit soort cijfers als een eerste indicatie dat er mogelijk iets aan de hand is met de veiligheidsbeleving. Vervolgens moet kwalitatief onderzoek uitwijzen wat dat dan is. Of er überhaupt sprake is van een problematische veiligheidsbeleving en waarop deze dan vooral is terug te voeren.