Waar moet de officier van justitie rekening mee houden bij het opleggen van een gedragsaanwijzing?
Stel dat iemand wordt aangehouden voor mishandeling. Waar moet de officier van justitie dan rekening mee houden voor het opleggen van een gedragsaanwijzing?
Opleggen en bekendmaking
De officier van justitie moet voor het opleggen van een gedragsaanwijzing aan de wettelijke voorwaarden voldoen. Er moet dus sprake zijn van ernstige bezwaren tegen een verdachte van een strafbaar feit. Ook moet er sprake zijn van 1 van de 3 gevallen genoemd in artikel 509hh lid 1 Sv. In het geval van mishandeling is er bijvoorbeeld de vrees voor ernstig belastend gedrag van de verdachte tegen een persoon.
De officier van justitie is niet verplicht om de verdachte te horen voordat hij de gedragsaanwijzing oplegt. Wel moet hij de gedragsaanwijzing schriftelijk bekend maken aan de verdachte. In de gedragsaanwijzing staan de ingangsdatum, de duur en ook de redenen voor de gedragsaanwijzing.
De officier van justitie moet bovendien vermelden waarom de gedragsaanwijzing noodzakelijk en doeltreffend is. Omdat de verdachte is aangehouden, wordt de gedragsaanwijzing uitgereikt op het politiebureau. In sommige gevallen kan ook direct een dagvaarding worden uitgereikt.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De officier van justitie moet rekening houden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De eis van proportionaliteit houdt in dat er een evenwicht moet bestaan tussen de ernst van het strafbare feit en de mate waarin de gedragsaanwijzing de vrijheid van de verdachte beperkt. De officier van justitie moet bovendien onderbouwen waarom de gedragsaanwijzing noodzakelijk en doeltreffend is. De eis van subsidiariteit houdt in dat de officier van justitie moet motiveren of er geen minder vergaande vrijheidsbeperking voor handen is.
Dossiervorming
Om het besluit voor een gedragsaanwijzing goed te kunnen motiveren, heeft de officier van justitie voldoende gegevens nodig. Stukken die zijn besluit kunnen onderbouwen zijn bijvoorbeeld processen-verbaal van aangiften, getuigenverhoren en mutatierapporten van de politie. Deze moet de officier allemaal in het procesdossier opnemen, zodat de rechter een eigen afweging kan maken.
Wanneer het dossier bepaalde stukken niet bevat, kan dit fataal zijn. Zo werd in de zaak ECLI:NL:RBSHE:2011:BP8553 de gedragsaanwijzing beëindigd, omdat de rechter niet beschikte over het proces-verbaal van de politie. En in de uitspraak ECLI:NL:RBZWB:2019:349 werd de gedragsaanwijzing zelfs vernietigd, omdat de officier van justitie en de verdediging niet beschikten over het procesdossier. Het is dus essentieel dat de officier van justitie de stukken aanlevert en het besluit goed kan motiveren.
Wat is het gevolg van het niet naleven van een gedragsaanwijzing?
Het overtreden van de gedragsaanwijzing is een strafbaar feit. Wanneer de officier van justitie een gedragsaanwijzing oplegt op grond van art. 509hh lid 1 sub b en de verdachte overtreedt deze aanwijzing, dan is dat een strafbaar feit in de zin van art. 184a Sr. In de andere gevallen levert de overtreding van de gedragsaanwijzing een strafbaar feit op in de zin van art. 184 Sr op.
Wat kan een verdachte doen die het niet eens is met de gedragsaanwijzing?
Een verdachte die het niet eens is met de gedragsaanwijzing, kan in beroep gaan bij de rechtbank. De rechter toetst dan of voldaan is aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de gedragsaanwijzing. Daarnaast kijkt de rechter of het voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ten slotte toetst de rechter of de formaliteiten zijn nageleefd.