Ga naar de inhoud

Zwangere dochter had bijzondere binding met woning (overzichtsuitspraak)

Laatst gewijzigd op: 01-08-2025

ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922

beeld van vrouwe justitia tegen een blauwe achtergrond

ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922

De burgemeester van Rotterdam sluit een woning voor 6 maanden na de vondst van onder meer 8 gram MDMA, 9,8 gram cocaïne, €44.580 aan contant geld en een groot aantal wapens. De doorzoeking van de woning was onderdeel van een grootschalig witwasonderzoek. De Afdeling besluit een overzichtsuitspraak te doen, waarin zij voorafgaand aan de bespreking van het individuele geval, zal ingaan op het karakter van de bevoegdheid, de intensiteit waarmee de bestuursrechter toetst, evenals de invulling van de toetsingselementen ‘geschiktheid, ‘noodzakelijkheid’ en ‘evenwichtigheid’.

In de onderliggende uitspraak oordeelt de Afdeling, anders dan de rechtbank, dat de sluiting noodzakelijk is gelet op de ernst van de situatie. De woning was betrokken bij georganiseerde drugshandel, er was sprake van eerdere politie-aandacht en er waren risico’s op ripdeals. Ten aanzien van de evenwichtigheid van de sluiting oordeelt de Afdeling echter dat de gevolgen van de sluiting onevenredig zijn. De burgemeester had niet voorbij mogen gaan aan de persoonlijke omstandigheden van appellante, die ten tijde van de sluiting hoogzwanger was. Haar zwangerschap levert een bijzondere binding met de woning op, mede omdat zij alleenstaand is, haar vader in detentie zit en zijzelf geen vervangende woonruimte kan regelen. Daar komt bij dat de sluiting voor een verhoogd stressniveau zorgt, wat directe gevolgen kan hebben voor de gezondheid van het ongeboren kind. Dit alles tezamen levert een bijzondere omstandigheid op, waardoor de burgemeester had moeten afzien van sluiting.