Sluiting van zes maanden ondanks zorgvuldig handelen van verhuurder
Laatst gewijzigd op: 01-08-2024ABRvS 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2605

ABRvS 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2605
De burgemeester van Zaanstad sluit een pand voor de duur van twaalf maanden. Het pand bestaat uit een loods en bedrijfswoning. De aanleiding van de sluiting was de onderschepping van een grote lading cocaïne die onderweg was naar het pand. De politie heeft de lading bij het sorteercentrum onderschept en daarna zelf afgeleverd bij het pand van appellant (de eigenaar en verhuurder van het pand). Het pand is na een doorzoeking, waar ook een pakbon van de levering lag, gesloten. De inbeslaggenomen lading betrof 12,48 tot 41,6 kilogram.
In zijn beslissing op bezwaar heeft de burgemeester de sluiting verlaagd tot zes maanden, nadat is gebleken dat de verhuurder regelmatig controles heeft uitgevoerd en er geen aanwijzingen waren van druggerelateerde activiteiten. In hoger beroep voert appellant aan dat de sluiting niet noodzakelijk en evenwichtig is, omdat hij alles heeft gedaan wat in zijn macht ligt om illegale activiteiten te voorkomen.
De Afdeling is van oordeel dat de verhuurder op een goede manier invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht, maar oordeelt desondanks dat de burgemeester niet hoefde af te zien van sluiting. Volgens de Afdeling mag de burgemeester aannemen dat de onderschepte drugs onderweg waren naar het pand en het pand daardoor een rol speelt in de keten van drugshandel. Ook was sprake van een grote hoeveelheid drugs en drugshandel in georganiseerd en uiterst professioneel verband. Daarnaast ligt het pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk waar al zes andere panden zijn gesloten op basis van de Opiumwet. De Afdeling oordeelt dat de sluiting voor zes maanden een evenwichtig besluit was.