Ga naar de inhoud

Sluiting onevenredig vanwege gebondenheid aan woning

Laatst gewijzigd op: 27-12-2024

ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912

beeld van vrouwe justitia tegen een blauwe achtergrond

ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912

De dochter van betrokkene heeft ernstige allergieproblematiek. Vanwege deze problematiek is het huis de afgelopen jaren geleidelijk aangepast, zodat de woning bewoonbaar werd voor de dochter. Uit verklaringen van de huisarts blijkt dat geleidelijke aanpassingen in een andere woning geen optie zijn. Betrokkene heeft aangetoond dat zij over onvoldoende middelen beschikt om de aanpassingen in 1 keer te bekostigen.

Als betrokkene kan aantonen dat hij vanwege gezondheidsproblematiek een bijzondere binding met de woning heeft en kan aantonen dat verplaatsing naar een andere woonruimte niet mogelijk is, moet dit gezien worden als een bijzondere omstandigheid die noopt tot het afwijken van het gemeentelijke beleid.

Daarnaast ontbreekt de verwijtbaarheid bij betrokkene. Indien belanghebbende geen enkele betrokkenheid had bij de overtreding, kan dit (afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden) ertoe leiden dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
De burgemeester dient daarnaast te informeren naar de mogelijkheid van vervangende woonruimte in het kader van de evenredigheid van de sluiting.
De aanwezigheid van minderjarige kinderen is overigens op zichzelf geen bijzondere omstandigheid, maar dit kan tezamen met gezondheidsproblematiek en ontbreken van verwijtbaarheid wel tot het oordeel leiden dat de burgemeester had moeten afzien van sluiting.

De noodzaak om tot sluiting over te gaan is in beginsel groter bij het aantreffen van harddrugs dan bij het aantreffen van softdrugs.