Recente uitspraken over de toepassing van artikel 13b Opiumwet
Laatst gewijzigd op: 28-05-2025Op deze pagina vind je een overzicht van de nieuwste juridische uitspraken over de toepassing van artikel 13b Opiumwet. Dit overzicht is in samenwerking met het Centrum van Openbare Orde en Veiligheid van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) gemaakt en wordt maandelijks bijgewerkt.

Burgemeester mocht woning sluiten wegens voorbereidingshandelingen hennepteelt
ABRvS, 23 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1809
De burgemeester van Nissewaard sluit een woning voor drie maanden. Bij een politie-inval zijn in de woning materialen ter voorbereiding van een hennepkwekerij en hennepresten aangetroffen. Samen duiden zij op voorbereidingshandelingen voor bedrijfsmatige hennepteelt. Dit wordt door appellant betwist. Volgens hem waren de aangetroffen goederen niet bestemd voor hennepteelt, maar lagen deze slechts ter opslag verspreid door de woning. De aangetroffen hennep was voor het eigen gebruik van zijn zoon (260,8 gram). Ook was de sluiting niet noodzakelijk, omdat er geen sprake was van overlast of handel vanuit de woning. Daarnaast waren de gevolgen van de sluiting onevenredig, met name voor zijn zoon.
Volgens de Afdeling was er voldoende bewijs voor strafbare voorbereidingshandelingen. Dat de woning slechts als opslagplaats diende acht de Afdeling niet aannemelijk. De hennep voor eigen gebruik van de zoon overschreed daarnaast ruimschoots de toegestane gebruikershoeveelheid. De eerdere waarschuwing voor soortgelijke gedragingen heeft blijkbaar geen effect gehad en de kans dat appellant weer de fout in zal gaan, acht de Afdeling groot.
Burgemeester had met waarschuwing moeten volstaan
ABRvS, 2 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1422
De burgemeester van Uithoorn heeft een woning gesloten voor de duur van drie maanden. In een van de slaapkamers zijn de restanten van een hennepkwekerij aangetroffen. Volgens de rechtbank ging het om een geringe overtreding en was de sluiting disproportioneel. Er waren slechts resten hennep aanwezig en er waren daarnaast geen indicaties van grootschalige hennepteelt of drugshandel. Dit erkent de burgemeester ook. Volgens het beleid van de gemeente Uithoorn moet in zulke gevallen eerst een waarschuwing worden opgelegd voordat tot sluiting wordt overgegaan. De sluiting was in dit geval niet noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde. De Afdeling is het met de rechtbank eens dat de burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing vanwege de beperkte ernst en omvang van de overtreding.
Appellant had op de hoogte moeten zijn van drugs in zijn woning
ABRvS, 19 maart 2025, ECLI:NLLRVS:2025:1162
De burgemeester van Rotterdam sluit een huurwoning voor zes maanden. Bij een doorzoeking zijn meerdere grote hoeveelheden harddrugs aangetroffen. De woning leek daarnaast niet structureel bewoond te worden. In tegenstelling tot de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat bewoner een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Volgens de rechtbank was de kwetsbare positie in combinatie met de beperkte betrokkenheid van bewoner reden om van sluiting af te zien.
De Afdeling gaat hier niet in mee. De drugs en de daaraan gerelateerde goederen lagen verspreid in de woning op meerdere zichtbare en toegankelijke plekken. Het is dan ook niet aannemelijk dat de bewoner niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs, ook al waren de drugs van een derde die hij onderdak bood. Van hem had meer oplettendheid verwacht mogen worden, omdat hij in dit geval gedurende langere periode zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan iemand die niet tot zijn huishouden behoorde en die hij ook niet kende. De stelling dat de onbekende misbruik heeft gemaakt van zijn kwetsbare situatie en hem om die reden geen verwijt kan worden gemaakt, wordt niet gevolgd door de Afdeling.
Appellant heeft verwijtbaar gehandeld en de burgemeester heeft zich voldoende ingespannen
ABRvS, 12 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:544
In een woning, schuur en tuin zijn 37,2 gram MDMA, 960 mililiter GHB en 977,5 gram amfetamine aangetroffen. Daarnaast zijn diverse aan drugshandel gerelateerde goederen aangetroffen, zoals pepperspray, een veerdrukpistool, 585 euro contant geld, een taser, maatbekers met GHB en gripzakjes. Uit het buurtonderzoek is naar voren gekomen dat meerdere omwonenden hebben verklaard dat er een constante aanloop bij de woning zou zijn. De burgemeester besluit de woning voor de duur van drie maanden te sluiten.
De argumenten van appellant tegen de sluiting zijn voornamelijk op de evenredigheid van de maatregel. Hij lijdt aan ernstige psychische problemen (PTSS en drugsverslaving). Hierdoor treft hem in mindere mate verwijt van de overtreding.
De Afdeling gaat hier niet in mee. Voor de gezondheidsproblemen is geen overtuigend medisch bewijs. De burgemeester heeft zich voldoende ingespannen om vervangende huisvesting te vinden door contact te zoeken met Centraal Onthaal en de Teamleider Maatschappelijke Ondersteuning. De burgemeester heeft tot slot rekening gehouden met de mogelijkheid voor appellant om zijn uitkering te behouden door hem een postadres bij de gemeente te laten aanhouden en de burgemeester heeft hem ook de mogelijkheid gegeven om zijn vissen in zijn achtertuin te voeren gedurende de periode van sluiting. Ook de huurrechtelijke gevolgen leiden niet tot een ander oordeel, met name omdat appellant een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. De Afdeling oordeelt dat de gevolgen van de sluiting niet onevenredig zijn.
Verminderde verwijtbaarheid vanwege kwetsbaarheid bewoonster
ABRvS 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:314
De burgemeester van Hoorn sluit een sociale huurwoning voor de duur van drie maanden vanwege een hennepkwekerij die niet in werking is. De hennepplanten waren recent verwijderd en de hennepresten lagen nog op de vloer. In twee slaapkamers op de eerste verdieping werden 282 plantenpotten gevuld met aarde aangetroffen. Daarnaast werd een strijkzak met hennepresten aangetroffen. De elektriciteit werd illegaal afgenomen.
Niet in geschil is dat de ex-vriend van appellante de hennepplantage buiten haar medeweten en tijdens haar afwezigheid in de woning heeft opgezet en dat appellante na terugkomst uit Thailand daarmee geconfronteerd is.
De Afdeling is van oordeel dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Appellante bevond zich in een zeer kwetsbare positie. Ze heeft in het verleden in de schuldhulpverlening gezeten en leeft van een bijstandsuitkering. Zij heeft daarnaast psychische problemen, waaronder depressiviteit en een ernstige posttraumatische stressstoornis. De huisarts schrijft in zijn verklaring daarnaast dat zij eenzaam is, dat ze geen sociaal netwerk heeft en dat zij door gebrek aan weerbaarheid kwetsbaar is voor mensen die het niet goed met haar voor hebben. De psychische problemen en haar kwetsbare positie zijn door de Afdeling ook meegenomen bij het beantwoorden van de vraag of appellante een verwijt van de overtreding gemaakt kan worden.
De Afdeling oordeelt dat het feit dat appellante geen verwijt treft, haar sociale en psychische kwetsbaarheid en de nadelige gevolgen die zij van de sluiting heeft ondervonden, onder andere het verlies van haar woning, wegen zwaarder dan het belang van de burgemeester bij sluiting.
Afwijzing herzieningsverzoek is onvoldoende gemotiveerd (tussenuitspraak)
ABRvS 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:330
De burgemeester van Roermond heeft een huurwoning voor de duur van een maand gesloten vanwege de voorbereiding van een hennepkwekerij. In de woning zijn voorwerpen aangetroffen die duiden op de voorbereiding van een hennepkwekerij.
Het Openbaar Ministerie heeft te kennen gegeven dat de eigenaar van de woning niet strafrechtelijk wordt vervolgd voor het uitvoeren van voorbereidingshandelingen (artikel 11a Opiumwet). Appellant heeft de burgemeester daarom gevraagd om het besluit tot sluiting van de woning te herzien. De burgemeester heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hem geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht. Appellant stelt echter dat er geen evenredigheidstoets heeft plaatsgevonden bij de rechtbank. Daarnaast had de burgemeester volgens hem onderzoek moeten doen naar de gevolgen van de sluiting, zoals het risico op ontbinding van de huurovereenkomst en van plaatsing op de zwarte lijst. Als gevolg van de woningsluiting is appellant dakloos geworden en is hij zijn inboedel kwijtgeraakt. Verder is de omgangsregeling met zijn zoon beëindigd, is de door hem aangevraagde exploitatievergunning om een horecabedrijf uit te baten geweigerd en heeft hij te kampen met PTSS als gevolg van onder andere de woningsluiting.
Het betoog slaagt. De burgemeester is in zijn reactie op het herzieningsverzoek niet ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van appellant. De Afdeling geeft aan de gevolgen die appellant heeft benoemd ingrijpend te vinden en uit de besluitvorming blijkt niet dat de burgemeester de aangevoerde omstandigheden heeft meegewogen. De Afdeling oordeelt dat de afwijzing van het herzieningsverzoek onvoldoende gemotiveerd is. De Afdeling stelt de burgemeester in de gelegenheid om zijn reactie op het herzieningsverzoek van een deugdelijke motivering te voorzien.
Belangen verzoekster wegen zwaar genoeg om sluiting op te schorten
ABRvS, 23 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:233
In een woning wordt voor duizenden euro’s aan contant geld aangetroffen. In de garage naast de woning worden 268 gram hennep en 3.600 gram gedroogde henneptoppen gevonden. De garage werd als woonruimte verhuurd aan een derde. De burgemeester besluit om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden.
In de woning wonen verzoekster met haar partner en vijf kinderen, waarvan drie minderjarig. Verzoekster verzoekt om de sluiting te schorsen tot na bekendmaking van de uitspraak op het hoger beroep. De voorzieningenrechter ziet voldoende aanknopingspunten om de belangen van verzoekster en haar (minderjarige) kinderen zwaarder te laten wegen dan de belangen van de burgemeester.
Als de burgemeester de woning sluit, zullen de kinderen op verschillende plekken moeten worden ondergebracht. Twee van de minderjarige kinderen lijden aan een stofwisselingsziekte waarvoor zij medicijnen slikken en een streng dieet volgen. Ook is naar voren gekomen dat degene die een groot deel van de softdrugs in de garage had verstopt, niet langer in de garage mag wonen en ook niet meer welkom is in het huis van verzoekster.
De voorzieningenrechter treft een voorlopige voorziening en schorst de woningsluiting.
Binding woning vanwege mantelzorg leidt tot schorsing sluiting
ABRvS, 23 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:235
In een woonhuis worden 196 hennepplanten en een zak met 1,17 kilo henneptoppen aangetroffen. Ook wordt geconstateerd dat elektriciteit is afgetapt. De burgemeester van Sittard-Geleen besluit zowel de woning als de mantelzorgwoning in de achtertuin te sluiten voor de duur van drie maanden. In het besluit op bezwaar besluit de burgemeester enkel het woonhuis te sluiten en niet de mantelzorgwoningen.
Verzoeker verzoekt om het besluit te schorsen tot na bekendmaking van de uitspraak op het hoger beroep. De voorzieningenrechter besluit om dit verzoek in te willigen. Verzoekers hebben een bijzondere binding met de woning vanwege de zorg die zij vanuit hier leveren aan de moeder van verzoeker. Zij is ernstig ziek en heeft intensieve zorg nodig. Sluiting van het woonhuis, zal, onder andere door de slechte financiële situatie van verzoeker, met zich meebrengen dat moeder niet langer verzorgd kan worden.
120 kilo hennep in schuur, maar geen bevoegdheid om ook de woning te sluiten
ABRvS 22 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:211
De burgemeester van Nuenen heeft een woning en bijbehorende schuur voor drie maanden gesloten vanwege de vondst van 120 kilo hennep en 36,5 kilo hasjiesj in de schuur met ondergrondse ruimte. Gebleken is dat dit de handelsvoorraad is van een coffeeshop in Eindhoven.
Appellant voert aan dat de burgemeester alleen bevoegd is om de schuur te sluiten. Er is namelijk geen verband tussen de woning en de schuur; in de woning is niets aangetroffen dat te maken heeft met de aangetroffen drugs. Dit betoog slaagt. In de rechtspraak van de Afdeling is als criterium ontwikkeld dat van belang is of er een zodanige relatie bestaat tussen de onderscheiden (delen van) bouwwerken dat die als één geheel moeten worden beschouwd. Dit moet beoordeeld worden aan de hand van de omstandigheden van het geval.
De woning en schuur staan op hetzelfde omheinde perceel op een afstand van negen meter van elkaar. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat de woning en schuur als één geheel moeten worden beschouwd. De schuur is niet bouwkundig met de woning verbonden en is dus ook zelfstandig toegankelijk. Evenmin is sprake van omstandigheden die duiden op een functionele samenhang. Er is niets wat erop wijst dat de schuur op enige wijze met de woonfunctie was verbonden of mede ten dienste van de woning stond of vice versa. In de woning of elders op het perceel zijn daarnaast geen drugsgerelateerde goederen aangetroffen.