Blog: We hebben vrijbuiters nodig

Het is geen sinecure. De aanpak van multiprobleemgezinnen met een Roma achtergrond waar criminaliteit een rol speelt vraagt om een hele, hele lange adem. Bovendien vraagt het om professionals die integrale samenwerking ádemen. Toine Spapens, criminoloog aan Tilburg University en Meike Lommers, CCV-adviseur op dit dossier, blikken samen terug op 1,5 jaar onderzoek en begeleiding van 3 pilotgemeenten bij de ontwikkeling van een integrale werkwijze voor de aanpak van criminele families.
“In die 1,5 jaar hebben we veel geleerd”, vertelt Lommers. “Met name over intergenerationele overdracht. Dit zijn de gedragingen en de normen en waarden, die van generatie op generatie worden doorgegeven. Deze spelen een belangrijke rol bij de overdracht van criminaliteit, ook in deze groep. Bepaald gedrag wordt binnen de eigen groep als normaal beschouwd, terwijl het tegelijkertijd lijnrecht tegenover de normen en waarden staat die we als samenleving hebben. Bijvoorbeeld als het gaat om de uitbuiting van kinderen door ze in te zetten om diefstallen en inbraken te plegen.”
Spapens vult aan: “Het is de combinatie met de druk vanuit de eigen gesloten gemeenschap én de overdracht van slachtofferschap, die het zo lastig maken voor individuen om uit te breken. Kinderen wordt met de paplepel ingegoten dat ze geen gelijke kansen krijgen, dat ze slachtoffer zijn. Dat is het verhaal, het narratief, dat steeds wordt doorverteld. De buitenwereld wordt gezien als een bedreiging en onbetrouwbaar, waardoor het logisch lijkt om contacten met ‘buitenstaanders’ te vermijden. Er valt tenslotte niets goeds van te verwachten. En dat alles werkt natuurlijk tegelijkertijd als een perfecte bescherming voor de criminele elementen in deze gesloten groep.”
Criminaliteit is zeer lucratief
Eenvoudige oplossingen om deze groep meer te betrekken bij de Nederlandse samenleving zijn niet op recept uit te schrijven. Was het maar zo simpel. De activiteiten van criminele families zijn namelijk vaak zeer lucratief. Ze brengen meestal op een relatief eenvoudige manier (veel) geld op. “Denk aan opbrengsten van georganiseerde zakkenrollerij en pinpasfraude. Dat levert al snel duizenden euro’s op”, zegt Lommers. “En daar haalt een normaal baantje bij AH het niet bij”, vult Spapens aan. Het duurt tientallen jaren om hier verandering in aan te brengen, weten beiden. Een ingang voor verandering is volgens hen het onderwijs, en de vrouwen of moeders.
Positiviteit brengt verandering
Door meisjes, vrouwen en moeders voor te houden dat ze andere keuzes kunnen maken, kan het elke generatie een stukje beter gaan. Spapens: “Bijvoorbeeld doordat meisjes ook jongens buiten hun eigen kring mogen zoeken om mee te trouwen. Of door moeders te overtuigen dat hun kinderen een betere toekomst kunnen krijgen ook als dat betekent dat ze de ‘binnenwereld’ wat meer loslaten.”
Dit past ook bij het narratief veranderen, vult Lommers hem aan. “Kijk bijvoorbeeld naar de inspanningen die Sheila Adjiembaks doet. Zij onderzocht samen met jongeren in detentie wat hen prikkelt om andere keuzes te maken. Met als idee om recidive te voorkomen. Dat deden ze met podcasts. Wat hier goed werkte was dat jongeren zelf hun verhaal terug konden luisteren, maar ook anderen daarin mee konden nemen. Zoals hun ouders of vrienden. Daar kregen ze veel positieve reacties op terug in de trant van ‘wat heb je dat goed gedaan’. Je voelt al dat die positiviteit verandering met zich meebrengt. We willen nu kijken of we op eenzelfde manier het toekomstbeeld van meisjes uit probleemgezinnen met een Roma-achtergrond kunnen veranderen. We als het ware andere zaadjes kunnen planten, die tegenwicht bieden aan het heersende slachtofferverhaal. En zo voor deze meisjes een ander toekomstbeeld bereikbaar wordt.”
Goed kijken en aansluiten
Spapens ziet ook goede mogelijkheden voor de inzet van bijvoorbeeld lotgenoten, om met name kinderen uit de greep van hun families te krijgen. Hij legt uit: “Lotgenoten zijn mensen uit dezelfde gemeenschap die net iets verder zijn in hun proces om zich los te maken van het idee dat ze in de buitenwereld niet worden geaccepteerd, of dat ze er geen droog brood kunnen verdienen. Zij kunnen aangeven wat er staat te gebeuren, de weg wijzen welke richting het op moet gaan, en wat er nodig is. En verder is het ook een kwestie van goed kijken en aansluiten. Want ook al hebben veel Roma weinig of geen formele opleiding of diploma’s, dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze niet slim of creatief zijn.
Lommers merkt op: “Dat vergt dan ook misschien nog eens een nadere studie van de leer- en werktrajecten die ontwikkeld zijn. Want die liggen vaak al vast, maar de vraag is of ze aansluiten bij deze groep. De kunst is natuurlijk om te kijken wat legale bezigheden zijn waarin ze kunnen uitblinken. Waarvoor ze bereid zijn hun vormen van geld verdienen op te geven.”
Dat vraagt ook iets van werkgevers en van de maatschappij als geheel, merkt Spapens op. Hij kent het voorbeeld van een Roma-vrouw die werkte bij een keukenleverancier. Zij was heel goed in keukens verkopen. Spapens: “Met haar mond was ze fantastisch. Maar bij haar functie hoorde ook dat ze de indeling van de keuken op schaal moest uittekenen op ruitjespapier, en dat kon ze niet. Gelukkig zag haar werkgever haar talenten en gaf daar ruimte aan. Die liet het uittekenen aan iemand anders over.”
Vrijbuiters
Deze creativiteit moeten professionals ook hebben. De mensen die bij gemeenten werken, hulpverleners en ook bijvoorbeeld leerkrachten op de basisschool. “Je moet buiten de gebaande paden durven te lopen, het een uitdaging vinden om een ingang te vinden bij Roma-gezinnen en volhardend zijn”, stelt Lommers.
“Wat we nodig hebben zijn vrijbuiters”, vervolgt Spapens. “De hulpverlening is totaal overgestructureerd, voor alles zijn wel regels en protocollen. Maar dat werkt niet bij de aanpak van deze groep. Ze gedragen zich per definitie anders. Als professional moet je dus inderdaad buiten de lijntjes durven te gaan, en daar tegelijk ook de ruimte voor krijgen van je organisatie. Er is jammer genoeg geen profiel te maken van zo’n type professional, want het is niet te vatten in kenmerken of capaciteiten. Veel is terug te voeren op persoonlijk charisma, een bepaalde mate van overwicht of vertrouwen, iemand die alle partners managed in de integrale samenwerking. En ook al hebben we zo’n profiel, dan nog hangt het af van wie je als Roma-kind in je leven tegenkomt.”
Lommers voegt toe: “Het vraagt van professionals ook dat ze anders wíllen kijken naar kinderen. Vaak loopt de ‘roem’ van een familienaam al ver vooruit, en wordt iemand alleen al om zijn naam negatief benaderd. En toegegeven, wat ook niet meewerkt is dat bijvoorbeeld jongetjes uit de Romagemeenschap vaak moeilijk het gezag van een leerkracht accepteren. Om als juf dan de goede eigenschappen bij zo’n jongetje te ontdekken, terwijl hij je uitscheldt, is niet makkelijk. Je moet echt heel graag willen zien wat eronder zit en dat is niet makkelijk.”
Een hele lange adem
Hoe zien Spapens en Lommers de toekomst voor multiprobleemgezinnen met een Roma-achtergrond waar criminaliteit een rol speelt? Een vraag waar geen makkelijk antwoord op te geven is, vinden beiden. Spapens: “De enige manier is om er voortdurend mee bezig te blijven, continue de druk op de ketel te houden. Het is een kwestie van een hele lange adem. Standvastig zijn in het beleid, en repressie en preventie in de aanpak blijven combineren. Daarnaast moet er voldoende aandacht zijn voor de maatschappelijke kant. Enerzijds dat deze groep mensen als een normale groep wordt benaderd én dat burgers bereid zijn om meldingen te doen als daar aanleiding voor is.”
Volgens Lommers is het daarom ook belangrijk om de positieve verhalen naar buiten te brengen. “Van de individuen die tegen de stroom in andere keuzes maakten en maken. Wat dat betekent en wat hen dat brengt. Ik hoop dat we daar meer mensen voor vinden, die durven en willen vertellen wat uit de gesloten groep stappen oplevert.”