Ga naar de inhoud

Bij de aanpak van criminaliteit kunnen verschillende organisaties betrokken zijn. Zij kunnen samen een integrale aanpak ontwikkelen en elkaars expertise en mogelijkheden hierbij benutten.

Binnen de gemeente zijn verschillende domeinen betrokken bij de aanpak van criminaliteit binnen familienetwerken, zoals het veiligheidsdomein en het sociaal domein (werk en inkomen, zorg en welzijn en opvoeding).

Veiligheidsdomein

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de veiligheid in de gemeente. Ze spelen een belangrijke rol in de aanpak van criminaliteit binnen familienetwerken. Gemeenten voeren de regie en zorgen dat de juiste partners aan tafel komen, zowel intern als extern.

Sociaal domein

Binnen het sociaal domein heeft de gemeente verantwoordelijkheden op het gebied werk en inkomen, leerplicht, zorg en welzijn en opvoeding.

Wat betreft de jeugd organiseert iedere gemeente dit op een andere manier. Sommige gemeenten organiseren het via het Centrum voor Jeugd en Gezin. Andere gemeenten hebben bijvoorbeeld sociale (wijk)teams waar mensen zonder verwijzing hun hulpvraag neer kunnen leggen. Onderdeel van een sociaal wijkteam zijn de eerstelijns instellingen die werkzaam zijn binnen de verschillende domeinen. Denk aan de wijkagent, vrijwillige jeugdzorg, maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg. Vaak wordt ook via de huisarts, school of wijkcentra hulp ingeschakeld. Dit doen zij op basis van signalen of concrete waarneming.

Daarnaast is binnen het sociaal domein ook aandacht voor het onderwijs. De gemeente heeft de wettelijke taak om toezicht te houden op de Leerplichtwet. Dit betekent dat zij in de gaten houdt of kinderen daadwerkelijk naar school toe gaan.

Ieder kind heeft recht op onderwijs. De school heeft een belangrijke signaleringsfunctie in de aanpak van criminaliteit binnen familienetwerken. Wanneer een kind niet meer naar school komt, veelal uitgeput is of er andere zorgen spelen rondom de ontwikkeling van het kind, merkt de school dit op. De zorgcoördinator bespreekt de zorgen binnen het zorgteam op school, leidt de jongere en/of de ouders naar passende hulpverlening of informeert de keten om zo passende hulpverlening te kunnen organiseren.

Iedere school kent een zorgoverleg waarbij externe disciplines aansluiten. Ook beschikt iedere school over een intern begeleider en een schoolmaatschappelijk werker die met name gericht zijn op zorgsignalen. De schoolmaatschappelijk werker wordt vaak geleverd door het lokale maatschappelijk werk, vaak onderdeel van het sociaal wijkteam.

Sinds 2019 het onderwijs verplicht te werken met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In de praktijk blijkt dat professionals vaak onzeker zijn over wat ze moeten of kunnen doen bij (vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling. In 2020 is daarom door verschillende partners een handelingskader opgesteld.

De huisarts richt zich in eerste instantie op het medische en gezondheidsperspectief. De huisarts heeft echter ook een belangrijke rol in de signalering van kindermishandeling en huiselijk geweld, maar ook in de signalering van alle zaken die van negatieve invloed zijn op het welzijn van de patiënt. De huisarts geeft deze signalen door aan de hiervoor aangewezen instanties. Vrijwel iedere huisarts heeft een praktijkondersteuner (POH) in dienst. Deze persoon kan de zorgsignalen oppakken en beleggen waar ze horen.

Jongerenwerkers ondersteunen jongeren in hun weg naar het volwassen worden. Zij kennen de jongeren van de straat of het buurthuis. Jongerenwerkers sluiten vaak ook aan bij de zorgoverleggen op scholen. Hierdoor hebben ze korte lijnen met de signaleerders en weten ze welke jongeren ondersteuning nodig hebben. De jongerenwerkers stimuleren de persoonlijke én sociale ontwikkeling van jongeren, behartigen hun belangen en geven grenzen aan.

Woningcorporaties huisvesten mensen en zijn een belangrijke speler in het leefbaar houden van de wijk. Woningcorporaties kunnen verschillende signalen opvangen en doorgeven aan de betrokken instanties. Samen met gemeenten kunnen zij maatregelen opleggen aan overlastgevende families.

Jeugdzorginstanties zijn ermee belast dat kinderen veilig kunnen opgroeien. Thuis of in een instelling, kort of lang, individueel of als gezin. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen eerstelijns jeugdzorg en tweedelijns jeugdzorg.

  • Eerstelijns jeugdzorg is vrijwillig en wordt uitgevoerd via het sociaal wijkteam of het Centrum voor Jeugd en Gezin.
  • Jeugdzorg kan echter ook opgelegd worden met een maatregel voor kinderbescherming. De uitvoering van deze maatregel gebeurt door een gecertificeerde instelling (tweedelijns). Dit zijn de geïnitieerde jeugdzorginstellingen (GI’s).

Jeugdzorg kan dus zowel preventief als curatief worden ingezet.

Bij ernstige problemen in een gezin kan het gezin verplicht hulp krijgen bij de opvoeding van het kind. De kinderrechter kan hiervoor een maatregel voor kinderbescherming opleggen, zoals:

  • Een voorlopige ondertoezichtstelling
  • Een ondertoezichtstelling (ots), waarbij het gezin verplicht hulp en ondersteuning bij het opvoeden krijgt
  • Een gezagsbeëindigende maatregel waar het gezin het gezag over het kind verliest.

Ook kan de rechter een jongere jeugdreclassering opleggen na het plegen van een strafbaar feit. Gecertificeerde instellingen voeren de kinderbeschermingsmaatregelen en de maatregelen met betrekking tot jeugdreclassering uit.

De GGZ biedt specialistische behandeling en ondersteuning aan mensen met complexe psychiatrische problemen die hen belemmeren in het dagelijks leven, zoals trauma’s.

Slachtoffers, plegers, omstanders en professionals kunnen contact opnemen met Veilig Thuis als zij een vermoeden hebben van kindermishandeling of huiselijk geweld. Veilig Thuis kijkt samen met de beller wat er aan de hand is en wat de beller zelf kan doen. Als een situatie complex of ernstig is, kan er een melding worden gedaan. Veilig Thuis beoordeelt de melding. Hierbij kijkt het eerst naar de veiligheid van de leden van het gezin of huishouden. Wanneer nodig zet Veilig Thuis vervolgstappen, zoals overdragen naar vrijwillige hulp, de Raad voor de Kinderbescherming informeren en/of melding doen bij de politie. Veilig Thuis kijkt altijd of er al een hulpverlener betrokken is bij het gezin. Als dat het geval is, bespreekt Veilig Thuis met deze hulpverlener of deze de problemen die gemeld zijn kan betrekken bij de hulp die hij al biedt. Veilig Thuis kan daarbij ondersteuning bieden als dat nodig is. Elke regio heeft een eigen Veilig Thuisorganisatie.

Voor een succesvolle aanpak van multiprobleemgezinnen, criminaliteit en ernstige overlast is vaak meer nodig dan zorg of straf alleen. Het vraagt om een gezamenlijke aanpak van gemeenten, zorgpartners en justitiepartners. Dat gebeurt in de vorm van het Zorg- en Veiligheidshuis. Een Zorg- en Veiligheidshuis is een netwerk van vaste sleutelpartners, zoals politie, Openbaar Ministerie, Jeugdzorg, de GGZ en gemeenten. Als het nodig is, schuiven ook andere partijen aan, zoals woningcorporaties en maatschappelijk werk. Een Zorg- en Veiligheidshuis werkt regionaal en richt zich op complexe problemen op het snijvlak van zorg- en veiligheid. Een casus kan alleen worden ingebracht als de voorliggende keten geen inzet kan plegen en is pas geschikt om te worden besproken als het voldoet aan de volgende criteria:

  • Het gezin of de persoon heeft problemen op meerdere gebieden
  • Er is sprake van crimineel of overlastgevend gedrag of dit dreigt in de toekomst
  • Voor de aanpak van de problematiek zijn partijen uit meerdere ketens nodig.

De samenwerkende partners stellen 1 plan op, waarbij het vaak gaat om een combinatie van straf en hulpverlening.

De politie treedt op wanneer er sprake is van criminaliteit. Zij zetten opsporings- en vervolgingsmiddelen in waar nodig. Zij kunnen bij een strafbaar feit ook signaleren of er sprake is van een zorgcomponent. Naast boetes uitdelen, kent de politie ook andere taken. De wijkagent functioneert bijvoorbeeld als de oren en ogen van de wijk. Verschillende afdelingen van de politie zijn belast met de aanpak van criminaliteit binnen familienetwerken. Afhankelijk van de vorm van criminaliteit en het domein-, fenomeen- en grensoverstijgende deel, zijn verschillende afdelingen en hun specialismen op verschillende niveaus (lokaal, regionaal/district, landelijk en internationaal) betrokken.

De Raad voor de Kinderbescherming is er voor de veiligheid van kinderen en het toekomstperspectief van jongeren. Als de ontwikkeling van een kind ernstig in gevaar komt (zorgsignaal), doet de Raad voor de Kinderbescherming een onafhankelijk onderzoek. Dit gebeurt bijvoorbeeld na een melding van Veilig Thuis. Als blijkt dat het voor een kind thuis niet meer veilig is, verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de rechter om in te grijpen.

Naast haar rol in de jeugdbescherming, heeft de Raad voor de Kinderbescherming ook een rol in het jeugdstrafrecht. De Raad voor de Kinderbescherming wordt door de rechterlijke macht ingeschakeld als een jongere vanaf 12 jaar verdacht wordt van een strafbaar feit of omdat er sprake is van schoolverzuim. De Raad voor de Kinderbescherming doet dan een onderzoek en adviseert over hulp of straf die het beste past bij de jongere en het delict. Altijd met het doel om herhaling te voorkomen.

De reclassering is in het leven geroepen voor het voorkomen en verminderen van crimineel gedrag. De reclassering begeleidt personen die als gevolg van het plegen van een strafbaar feit met politie en justitie in aanraking zijn gekomen. De reclassering heeft de volgende taken:

  • Diagnose en advies aan het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht
  • Toezien op de uitvoering van werkstraffen
  • Toezicht houden op verdachten en/of daders
  • Indiceren voor forensische zorg
  • Ambulante zorg tot stand laten komen of patiënten in beschermd wonen voor forensische zorg plaatsen.

Het reclasseringswerk in Nederland wordt uitgevoerd door 3 reclasseringsorganisaties (3RO):

  • Reclassering Nederland (RN)
  • Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG)
  • Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.

Een cliënt wordt toebedeeld aan de reclasseringsorganisatie die hem of haar de meeste meerwaarde kan bieden. Hierbij staat de hoofdproblematiek van de cliënt centraal.

Het Openbaar Ministerie (OM) zorgt ervoor dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd. Wanneer er sprake is van een strafbaar feit, is het OM verantwoordelijk voor het onderzoek van de politie.

Het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) ondersteunt partners bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Met als doel samenwerking te stimuleren en de overheid en maatschappij weerbaarder te maken om zo ondermijning tegen te gaan. Het RIEC werkt binnen regionale grenzen en vormt voor partners een informatieknooppunt voor casuïstiek. Het RIEC onderzoekt en verbindt informatie vanuit verschillende overheidsinstanties. Zij ondersteunt de lokale gemeenten in onderzoek en analyse. Het RIEC stelt adviezen op voor betrokkenen om te handhaven en stemt bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en fiscale ingrijpen af met regionale partners.

CoMensha signaleert en adviseert bij knelpunten rondom mensenhandel en zet dit op de agenda. Daarnaast verleent CoMensha zorgcoördinatie, eerste opvang en hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel. Bij criminaliteit binnen familienetwerken kan er bijvoorbeeld sprake zijn van criminele en seksuele uitbuiting.

Fier! is een landelijk expertise- en behandelcentrum voor slachtoffers binnen afhankelijkheidsrelaties. Fier kan slachtoffers die uit een familienetwerk willen stappen opvangen.