Ga naar de inhoud

3. Analyse

In deze derde stap bundel je alle informatie en maak je een analyse.

Foto van een groep jongeren die bij een graffitimuur zitten. Ter illustratie van het CCV-dossier Overlast.

Breng de in de informatiefase verzamelde informatie bij elkaar en leg deze vast in een rapportage.

Deze rapportage bevat in ieder geval:

  • Een beschrijving van de (feitelijke) situatie.
  • Een waarneming van de inwoners én de gemeente.
  • Een beoordeling van de situatie.
  • Een conclusie tot welke effecten deze beoordeling leidt.

Op basis hiervan kun je de verschillen bezien tussen wat de inwoners en de gemeente waarnemen en beoordelen.

De analyse kan leiden tot de volgende uitkomsten:

  • Er zijn geen verschillen in de waarneming, beoordeling en het effect daarvan tussen inwoners en de gemeente:
    • en er bestaat consensus over de probleemdefinitie. Je kunt verder gaan met de actiefase.
    • maar er bestaat geen consensus over de probleemdefinitie. Je gaat op basis van aanvullende informatie na hoe deze disconsensus tot stand komt.
  • Er zijn wel verschillen in de waarneming, beoordeling en het effect daarvan tussen inwoners en de gemeente:
    • maar er bestaat toch consensus over de probleemdefinitie. Je kunt verder gaan met de actiefase.
    • en er bestaat geen consensus over de probleemdefinitie. Je gaat op basis van aanvullende informatie na hoe deze disconsensus tot stand komt.

Ben je tot een gezamenlijke probleemdefinitie gekomen: ga verder naar de actiefase. Zo niet, dan verzamel je aanvullende informatie.

Als je op basis van de analyse geen gezamenlijke probleemdefinitie kunt formuleren, dan kijk je of aanvullende informatie hieraan kan bijdragen.

De conclusie kan echter ook zijn dat de verschillen tussen de gemeente en inwoners zo groot zijn, dat aanvullende informatie niet zinvol is. In dit laatste geval bekijk je in overleg met de projectleider de mogelijke vervolgstappen.

Vier stappen overlastbeleving

Natuurlijk blijven de vier stappen van het tot stand komen van overlastbeleving hierbij centraal staan:

  • Situatie: er doet zich een ‘situatie’ voor, zoals kapotte straatverlichting, vuil op straat of jongeren die rondhangen.
  • Waarnemen: inwoners of de overheid nemen deze situatie al dan niet waar.
  • Beoordelen: er vindt een beoordeling van de situatie plaats. Is deze negatief dan is er sprake van overlastbeleving. Bij een positieve beoordeling is er geen sprake van overlastbeleving en bij een neutrale beoordeling roept de situatie geen sterke gevoelens op.
  • Effect: afhankelijk van de beoordeling van een situatie leidt dit alles tot een bepaald effect. Inwoners en/of overheid gaan al dan niet over tot handelen.

Mogelijke manieren om aanvullende informatie te verzamelen:

  • Het uitzetten van een (extra) enquête.
  • Het voeren van gesprekken met inwoners en vertegenwoordigers van de gemeente en professionals in de wijk. Beleg een gezamenlijke bijeenkomst om de resultaten te bespreken, eventueel in de vorm van focusgroepen. Kies hiervoor wel andere gesprekspartners dan die uit de eerdere informatiefase.
  • Als er nog geen onderzoek naar leefbaarheidsstijlen voorhanden is, kun je dit alsnog uitvoeren.

Per situatie bekijk je welke onderzoeksmethodiek geschikt is.

Je clustert de resultaten naar deze 4 stappen en brengt onderscheid aan tussen de beleving van jouw gemeente en die van de inwoners.

De uitkomsten van de aanvullende informatieverzameling voeg je toe aan de eerder opgestelde rapportage voor de aanvullende analyse.

Als de aanvullende analyse leidt tot een gezamenlijk probleemdefinitie, of er nu wel of geen verschillen zijn in de waarneming, beoordeling en het effect daarvan, kun je verder gaan met de actiefase.

Lukt het niet om tot een gezamenlijke probleemdefinitie te komen, bekijk dan in overleg met de projectleider wat de mogelijke vervolgstappen zijn.