Online gebiedsverbod op grond van een noodbevel
Laatst gewijzigd op: 03-07-2025De inzet van het strafrecht kan soms de voorkeur hebben boven het inperken van fundamentele rechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting, via een noodbevel. Bijvoorbeeld wanneer bij aangejaagde ordeverstoringen de bestuurlijke rapportage onvoldoende aantoont dat sprake is van een reële vrees voor wanordelijkheden.

Gemeente
Bedreiging
Gebiedsverbod
Wat was de overtreding?
Een conflict tussen criminele rapgroepen is recent geëscaleerd. Er zijn meerdere incidenten geweest waarbij een bekende rapper is doodgeschoten. Ook zijn er explosies geweest. Betrokkene heeft een bericht geplaatst op snapchat waarin hij zegt “zeg [rapper] geen stress als ik die man zie dan ik schiet die hele clip leeg”. De burgemeester zegt dat dit conflict een katalysator is voor geweld en dat de wanordelijkheden worden aangejaagd door berichtgeving op sociale media.
Welke maatregel werd opgelegd?
De burgemeester geeft een noodbevel op grond van artikel 175 Gemeentewet waarin zij beveelt dat een bericht van snapchat en andere sociale media wordt verwijderd. Ook houdt het bevel in dat moet worden nagelaten nieuwe berichten op snapchat en andere sociale media te plaatsen. De burgemeester zegt hiertoe genoodzaakt te zijn op grond van artikel 2 eerste lid EVRM.
De betrokkene is het hiermee niet eens. Die vindt dat de noodbevelsbevoegdheid zich niet uitstrekt tot online uitlatingen in een privé account op snapchat en Instagram, omdat dit niet in het openbaar plaatsvindt. Er is in feite sprake van censuur door de inperking van de vrijheid van meningsuiting.
Wat besloot de rechter?
De rechter vindt dat online uitlatingen op social media wel degelijk een aanjagende werking kunnen hebben in de fysieke wereld. Hier speelt de vraag of de burgemeester preventief online kan optreden op grond van de noodbevelsbevoegdheid van artikel 175 Gemeentewet. Ook zegt de rechter dat het een complexe vraagt betreft die nog niet eerder is behandeld. Bovendien hebben verschillende wetenschappers kritische kanttekeningen hierbij geplaatst. Daarom vindt de rechter dit geen vraag om door de voorzieningenrechter te laten beantwoorden. Hetzelfde geldt voor de vraag naar de (on)toelaatbare beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting en het censuurverbod zoals neergelegd in artikel 7, derde lid Grondwet.
Voor wat betreft het online verbod is de voorzieningenrechter het vooralsnog eens met de betrokkene. De burgemeester heeft het verband tussen het bericht en de wanordelijkheden onvoldoende onderbouwd. Van belang is dat betrokkene niet expliciet een oproep doet om geweld te gebruiken en dat ook niet voorkomt in het dossier. De voorzieningenrechter vindt dat, hoe schokkend het bericht ook is, er andere manieren zijn om hiertegen op te treden. Namelijk, via het strafrecht. Er zijn op dit moment onvoldoende concrete aanknopingspunten om het fundamentele recht van vrijheid van meningsuiting te beperken. Het verzoek wordt toegewezen.
Wat kunnen we van deze uitspraak leren?
De inzet van het strafrecht kan soms de voorkeur hebben boven het inperken van fundamentele rechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting, via een noodbevel. Bijvoorbeeld wanneer bij aangejaagde ordeverstoringen de bestuurlijke rapportage onvoldoende aantoont dat sprake is van een reële vrees voor wanordelijkheden.
Meer informatie over deze zaak: ECLI:NL:RBAMS:2024:2351