Onderzoeken Ondermijning en Jongeren

Hieronder vind je onderzoeken die in de Learning Community ‘Jonge aanwas uit de criminaliteit houden’ zijn genoemd of gebruikt. Daarnaast zijn er andere relevante onderzoeken op dit terrein. Daarmee vullen we de toolbox verder aan.
Uit de harde aanpak van de Van Wougroep uit de Amsterdamse Diamantbuurt moeten we lering trekken, schrijft Timo Peeters van de Universiteit Leiden in Secondant. Sommige jongeren werden onterecht tot de harde kern gerekend en afgeschreven. De overheid moet jongeren het gevoel geven dat ze er is om hen te helpen.
Timo Peeters (die tegenwoordig voor de Rijksuniversiteit Leiden werkt) onderzocht samen met andere onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut deze ‘Van Wou-aanpak’. Die liep van 2009 tot 2013. Zij probeerden lessen te trekken voor huidige en toekomstige aanpakken van criminele jeugdgroepen.
In dit onderzoek is op verzoek van het Zorg- en Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond in kaart gebracht hoeveel opgroeiende kinderen in de regio Rotterdam Rijnmond op 1 januari 2020 van criminaliteit verdachte familieleden hadden.Ook is weergegeven hoe deze problematiek verdeeld is over gemeenten en wijken in de regio. Tot slot is in kaart gebracht in hoeverre jongeren met verdachte familieleden zelf verdacht zijn van een misdrijf en/of een Halt-registratie hebben.
De effectiviteit van het aanpakken van geweld onder jongeren hangt af van de betrokkenheid van jongeren. Dit onderzoek brengt in kaart hoe je jongeren het beste bij preventieprogramma´s kunt betrekken.
Jongeren nemen vaker deel aan preventieprogramma´s als het boeiende activiteiten zijn en in een toegankelijke, veilige en uitnodigende omgeving (ook digitaal) plaatsvinden. Ook neemt de participatie toe als ze mede door jongeren zijn ontworpen en gepersonaliseerd om in te spelen op de behoeften en voorkeuren van jongeren zelf.
Leeftijdsgenoten met een gedeelde status of culturele achtergrond kunnen ook een positieve rol spelen, net als ouders/verzorgers. Daarnaast kan een meer geïntegreerd dienstensysteem de betrokkenheid van jongeren bij diensten ondersteunen, bijvoorbeeld door middel van duidelijke verwijzingstrajecten.
In het onderzoek Woon- en pleegbuurten van geregistreerde jeugdcriminaliteit van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) is de samenhang onderzocht tussen jeugdcriminaliteit en buurtkenmerken en de veranderingen die zich daarin voordoen over de tijd.
In zijn algemeenheid kun je zeggen dat typische pleegbuurten waar de politie de meeste jeugdcriminaliteit registreert zich kenmerken door relatief veel horeca, uitgaansgelegenheden en winkels. In buurten waar de meeste jeugdige verdachten wonen, wonen relatief meer jonge mannen, mensen met een migratieachtergrond en zijn er meer huishoudens die onder het sociaal minimum leven. Individuele kenmerken van jeugdige verdachten zelf en hun sociale omgeving lijken bij het plegen van delicten echter belangrijker dan buurtkenmerken.
In deze ‘kennisparel’ wordt hard bewijs geleverd over de zogenaamde wet van criminaliteitsconcentratie. En nu blijkt die concentratie zich ook voor te doen bij de woon- en pleegplaatsen van jeugdige delinquenten. Dit geeft de mogelijkheden om met een selectief en gericht criminaliteitsbeleid veel meer preventief en repressief effectief op te treden tegen allerlei vormen van criminaliteit, ook tegen jeugdcriminaliteit op buurtniveau.
Download
Om jongeren niet te laten afglijden richting georganiseerde criminaliteit is het project Breed Offensief Tegen Criminaliteit (BOTOC) bij acht gemeenten uitgezet. In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum heeft Bureau Beke samen met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en veiligheid (het CCV) meerdere producten ontwikkeld ter ondersteuning van deze gemeenten.
Voor de aanpak van de georganiseerde criminaliteit is het van belang om te weten waarom bepaalde jongeren en jongvolwassenen de georganiseerde criminaliteit ingaan. Daarom is in een eerdere fase literatuuronderzoek verricht naar risico- en beschermende factoren voor ingroeimechanismen en rekruteringsprocessen van jongeren in de georganiseerde misdaad. De nu geopenbaarde notitie ‘Stop de in- en doorgroei’ is het vervolg hierop. In deze notitie worden de bevindingen uit een praktijkscan onder de acht BOTOC-gemeenten beschreven. Het gaat daarbij om interventies die in de oorspronkelijke BOTOC-plannen van de acht gemeenten door het ministerie van Justitie en Veiligheid zijn gefinancierd.
Deze interventies zijn op een rij gezet, waarna er onder andere nader is ingegaan op de (wetenschappelijke) onderbouwing ervan. Ook worden bevindingen uit de uitvoeringspraktijk beschreven. Op basis van zowel het literatuuronderzoek en de praktijkscan heeft het CCV een voor gemeenten bruikbare kenniskaart en een animatie ontwikkeld.
Onderzoek over ‘de 2%’, een kleine harde kern van jongens die ernstig probleemgedrag vertonen en misdrijven plegen, en wat en wie ervoor nodig is in het jongerenwerk om deze groep goed te bereiken en ondersteunen.
Jan Dirk de Jong, lector aanpak jeugdcriminaliteit aan Hogeschool Leiden, concludeert in dit onderzoek dat het jongerenwerk niet is toegerust op deze ‘2%’ risicojongeren.
De gemeente Arnhem wil de komende jaren op diverse manieren de strijd aangaan met de drugscriminaliteit in de stad. Een van de onderdelen van het meerjarenprogramma is de preventieve, proactieve en repressieve aanpak van jongeren in de drugscriminaliteit. In het rapport “Misdadige invloed’ van Bureau Beke wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de invloed van criminele netwerken op de jeugd in 3 wijken in Arnhem-Oost, te weten Geitenkamp, Malburgen en Presikhaaf.
Bevindingen
Er werd een netwerk in beeld gebracht waar jongeren en jongvolwassenen met elkaar verbonden zijn. Dit deed Beke op basis van straatinformatie van professionals en systeeminformatie van de politie.
Het netwerk bestaat uit 484 personen in de leeftijd van 13 tot 65 jaar die crimineel actief zijn. 285 van de personen uit het netwerk komen uit Arnhem. De onderzoekers maken op basis van de gepleegde delicten, op welke plek en leeftijd een onderscheid in categorieën delictplegers:
- Jonge aanwas
- Rising stars
- Criminele locals
- Harde kern
- Facilitators.
De schil rondom dit netwerk bestaat uit de volgende generatie criminelen. Dit aanstormend crimineel talent bestaat uit 120 jongeren met een gemiddelde leeftijd van 19 jaar.
Download
Bureau Beke heeft een rapport uitgebracht dat ingaat op de vraag hoe de aanzuigende werking van de zware drugscriminaliteit op jongeren te stoppen is. Het levert geen snelle oplossingen, maar geeft wel een overzicht van ervaringen en inzichten die tot nu toe zijn opgedaan.
Op verzoek van de Stichting Maatschappij en Veiligheid werd het rapport gemaakt. De samenstellers ervan geven op basis daarvan diverse concrete handvatten voor de aanpak van dit weerbarstige probleem.
Aanbevelingen
Het rapport doet 9 aanbevelingen onder de noemer van 3 hoofdthema’s. Het eerste hoofdthema is ‘het belang van ‘systematisch’ werken. De onderzoekers stellen dat uitgangspunt moet zijn het systeem waarin de jongeren verkeren en niet de afzonderlijke overtreding. De overtreding is hooguit de aanleiding om in actie te komen.
Hoofdthema 2 is het versterken van informatie en opsporing. Actuele en precieze informatie over het systeem waarin jongeren verkeren, is volgens de onderzoekers cruciaal. Daarbij is een brede samenwerking belangrijk, maar voor de betrokkenheid van de politie is wezenlijk. “Elk rechercheonderzoek is immers ook een inkijkoperatie in de criminele wereld”, aldus de onderzoekers.
‘Preventie én repressie met gezag’ is hoofdthema 3. Volgens de onderzoekers hebben maatregelen die delicten voorkomen en achteraf straffen elkaar nodig. Hoe doe je dit met gezag? Alle aanbevelingen van deze 3 hoofdthema’s lees je in het rapport ‘Jong ontspoord in het drugsmilieu’.
Dowload
Voor een onderzoek naar radicalisering ging Annemarie van de Weert, onderzoeker bij Hogeschool Utrecht, in gesprek met jongerenwerkers en wijkagenten. Immers, zij moeten de vroege signalen van jongeren die radicaliseren oppikken. Maar hoe doe je dat? Het lastige is volgens Van de Weert dat dit gaat om gedrag en gedachten die niet strafbaar zijn.
Annemarie van de Weert is onderzoeker bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht. Zij begon in 2016 met het interviewen van lokale professionals die te maken hadden met de aanpak van extremisme onder jongeren.
Alert op radicalisering
Dat had te maken met beleid om in een zo vroeg mogelijk stadium radicaliseringsprocessen tegen te gaan, om daar alert op te zijn. Vroegsignalering houdt volgens Van de Weert in dat je alert bent op mensen die afwijkend of ongewenst gedrag vertonen. In de praktijk komt dat er op neer dat dat gedrag is dat overlastgevend is.
De website criminaliteit-en-recht.nl is een initiatief van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtspraak, in samenwerking met de directie Strafrechtketen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
De website geeft, in de vorm van een kerncijferplatform, de meest actuele cijfers over de stand van criminaliteit, rechtshandhaving en veiligheid in Nederland weer. De website is bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in betrouwbare, eenduidige, kwantitatieve informatie over de gehele breedte van de strafrechtketen.
Het aantal opgenomen kerncijfers (en de detaillering daarvan) zal de komende jaren steeds verder worden uitgebreid. Het aantal organisaties betrokken bij de ontwikkeling neemt eveneens toe. Hierdoor neemt de verschafte informatie en de aansluiting op actuele maatschappelijke vragen toe en verbetert de kwaliteit van de gegevens verder.
De website is opgebouwd uit 6 thema’s binnen de strafrechtketen: preventie, slachtofferschap, opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging.
Met stip op nummer 1 geven professionals in de aanpak van risicojeugd en jeugdgroepen aan dat het voorkomen van jonge aanwas voor hun de belangrijkste pijler is voor 2022. Dit blijkt uit de jeugdpeiling die het CCV in het najaar van 2021 uitvoerde. Andere belangrijke onderwerpen zijn: ondermijning, drugscriminaliteit, zicht houden op online jeugdnetwerken, de rol van partners zoals school, vroegsignalering en kwetsbare jongeren.
Een respondent bij de politie benoemt als aanvulling op vroegsignalering het belang van kennis over de AVG bij verschillende organisaties. Dit zorgt er namelijk voor dat het de informatiedeling niet hindert. Verder zegt een andere professional: “Een echt duurzaam en geborgd werkproces op het gebied van preventie en vroegsignalering op jeugdproblematiek is in veel gemeenten nog geen prioriteit.” Tot slot geeft een gemeente aan dat er steeds meer in drugs wordt gehandeld op scholen.
Van online naar offline geweld
Alle respondenten zijn het er unaniem over eens dat geweldsoproepen van jongeren in de online wereld steeds vaker leiden tot geweld in de offline wereld. Meerdere professionals zijn het er met elkaar over eens dat online en offline wereld niet meer los van elkaar te zien zijn. Er worden voorbeelden genoemd als de zogenoemde drillrapgroepen. “Het lijkt erop dat jongeren elkaar online ‘opstoken’ en dit kan leiden tot confrontaties in de offline wereld”, zegt een adviseur Openbare Orde en Veiligheid.
Echter wijst het onderzoek van Roks van Van den Broek (2020) erop dat er geen goed en volledig beeld van geweldsincidenten onder jongeren ontstaat wanneer er te snel en te gemakkelijk een link wordt gelegd met drillrap, zoals nu vaak gebeurt. Geweld speelt een grote rol in drillrap, maar in weinig gevallen is er een causaal verband tussen de muziek en daadwerkelijke geweldsincidenten. Toch is de manier waarop rappers zich in de muziek en videoclips presenteren niet zonder risico. Gewelddadige poses in muziek en op sociale media kunnen namelijk wel uitmonden in fysiek geweld.
Vroegtijdig signaleren
Dat vroegtijdig signaleren en het opvolgen van de signalen belangrijk is mag een feit zijn, maar hoe pakken professionals dat aan? De antwoorden op deze vraag lopen erg uiteen. Het merendeel geeft aan dat ze een stappenplan of methodiek gebruiken. Antwoorden zijn onder meer: “Wij hebben een Jeugd Preventie Team waar we risicojongeren overleggen, “In onze gemeente gebruiken wij de handreiking duiding problematisch jeugdgroepgedrag”, “Wij werken met het 7-stappenmodel dat is ingebed in onze lokale werkwijze”, “Wij werken met een samenwerkingsstructuur met jongerentafels” en “Wij hebben een signaleringsoverleg jeugd, waarbij verschillende partners uit het werkveld aanwezig zijn”. Er zijn ook een aantal professionals die aangeven dat zij zoekende zijn, een methodiek in ontwikkeling hebben of dat zij geen vast stappenplan of methodiek hebben.
Betrokkenheid van scholen
In bijna 90% van de gevallen worden scholen betrokken bij vroegsignalering. Dit gebeurt vanuit de aanpak van jonge aanwas en zorg-overleggen op school. Alleen is er wel een algemeen beeld dat dit niet structureel gebeurt, dat niet alle scholen goed zijn aangesloten, het voor veel scholen zoeken is naar wat de rol van een ieder is én dat er veel te weinig wordt samengewerkt. Scholen nemen dus wel deel in de vroegsignalering, maar veel te weinig. Dit zou meer en beter mogen is de algemene tendens onder professionals.
Ongeveer twee derde van de respondenten werkt bij de gemeente. De overige professionals die de peiling invulden, werken onder meer bij de politie, welzijnsorganisaties, hulpverlening en zorg- en veiligheidshuizen. Met de jaarlijkse jeugdpeiling inventariseert het CCV de vraagtukken die veiligheids- en jeugdprofessionals hebben in de aanpak van risicojeugd en jeugdgroepen. Deze monitoring helpt het CCV-Jeugdteam de plannen voor het komende jaar concreet vorm te geven en in te spelen op bijzondere behoeften van professionals.
In het onderzoek ‘Misdrijven in kinderschoenenstaat’ van WODC de vraag centraal welke strafrechtelijke én niet strafrechtelijke aanpakken bestaan voor 12- en 13-jarige verdachten van een misdrijf. En hoe effectief zijn deze volgens professionals?
Dit onderzoek is interessant en relevant voor professionals in de jeugdketen die werken met 12 tot 14-jarige jongeren die in aanraking komen met het strafrecht. Denk aan medewerkers van Halt, sociaal jeugdteam, Veilig Thuis, politie of jeugdbescherming.
Conclusies
Dit zijn de belangrijkste conclusies:
- Ruim twee derde van de zaken wordt buiten het strafrecht afgedaan.
- Bij de meeste afdoeningen kiezen professionals voor de klassieke weg: doorverwijzen naar Halt en sepots (beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) om niet te vervolgen) komen het meeste voor. Er is volgens het onderzoek nog een wereld te winnen in meer nieuwe en vooruitstrevende aanpakken voor deze jonge groep. Mediation of herstelbemiddeling bijvoorbeeld, maar deze worden nog weinig toegepast. Voorwaarde is wel dat ze effectief zijn.
- Uit de statistieken blijkt dat professionals het vaakst naar Halt verwijzen, daarna volgt een keuze voor een sepot en op de derde plek staat een strafrechtelijke afdoening via een OM-zitting of via een dagvaarding.
- Uit de literatuurstudie naar werkzame bestanddelen van de aanpakken, blijkt dat systeemgericht werken het meest veelbelovend zijn.
- Tenslotte kwam er een aantal aandachtspunten over het jeugdrecht in het algemeen uit het onderzoek naar voren. Zo is de doorlooptijd van jeugdrechtzaken te lang is en daarnaast is het nodig om binnen de politie de kennis over jeugdigen te verbeteren en heeft ook het OM behoefte aan kennis over pedagogiek.
Praktische tips
Ook weten welke praktische tips het CCV heeft op basis van dit onderzoek? Lees dan het nieuwsbericht op onze website.
Download
Download het onderzoek op wodc.nl.
Het internet heeft bepaalde kenmerken waardoor online gedrag makkelijk ontspoort. Een persoon die op straat nooit een voorbijganger zou uitschelden, kan daar op Twitter geen moeite mee hebben.
Op verzoek van het WODC deed het Rathenau Instituut onderzoek naar schadelijk en immoreel gedrag online. Ze hielden interviews en voerden gesprekken met deskundigen uit beleid, wetenschap en praktijk, en deden een literatuurstudie van wetenschappelijke en journalistieke bronnen en beleidsstukken. Op basis hiervan en met de expertise uit eerder onderzoek van het Rathenau Instituut, introduceren ze een taxonomie waarin ze 22 fenomenen van online schadelijk en immoreel gedrag categoriseren: van online informatiemanipulatie tot haat en zelfbeschadiging.
Een deel van het gedrag dat ze in dit onderzoek bespreken is in strijd met bepaalde grondrechten en wetten, en daarmee onrechtmatig of strafbaar. Toch blijkt het voor internetgebruikers online een stuk lastiger om te beoordelen wanneer iets door de beugel kan. De online omgeving is niet de facto wettelozer of grenzelozer dan de offline wereld, maar wordt wel sneller zo ervaren.
Uit het onderzoek blijkt dat alle internetgebruikers in Nederland vroeg of laat te maken kunnen krijgen met schadelijk en immoreel gedrag online. Burgers zijn op het internet onvoldoende beschermd; online komen hun grondrechten in het geding. Lange tijd leek het internet een domein van zelfregulering en zelfredzaamheid in de samenleving. Maar om schadelijk en immoreel gedrag tegen te gaan, is volgens het Rathenau Instituut een actieve overheid nodig. Een overheid die niet alleen reageert wanneer gedrag al is ontspoord, maar die ook proactief ingrijpt in de online omgeving, zodat schade wordt voorkomen en grondrechten van burgers worden beschermd. Ze presenteren een strategische agenda waarmee de overheid, in samenwerking met bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers, grip kan krijgen op online schadelijk en immoreel gedrag.
Het Rathenau Instituut doet al 35 jaar onderzoek naar de impact van technologie op de samenleving. Met dit rapport wil het Rathenau Instituut bijdragen aan de maatschappelijke dialoog over welk gedrag online wenselijk en toelaatbaar is.
Downloads
Bestuurders maken zich zorgen over wijken waar de problemen zich op stapelen. Hoe krijgen we richting in de aanpak van deze wijken? Het Verwey-Jonker Instituut doet in een nieuw essay voorstellen hoe je samenwerking organiseert in het wijkenbeleid.
Eerder schreef het instituut al over weerbare wijken tegen ondermijning, de justitiële functie bij sociale achterstand en over een gekantelde inzet op werk, onderwijs en hulpverlening. Bij elkaar vormen ze een pleidooi voor een sociaal offensief.
Dit essay gaat over de realisatie van dat sociale offensief: door middel van samenwerking richting geven in de aanpak van perspectiefwijken. In het essay geeft het Verwey-Jonker Instituut ingrediënten voor de inrichting hiervan.
De schrijvers van het essay concluderen dat 6 ingrediënten noodzakelijk zijn:
- Burgerpanels: organiseer meer meedenkkracht vanuit de buurt, naast de inspraak en actie van actieve bewoners.
- De burgemeester centraal: als coach van een elftal.
- Een lokaal sociaal contract: betrokken partijen maken samen afspraken.
- Een onafhankelijk procesregisseur: een coördinerend bureau is noodzakelijk. Het moet met gezag kunnen opereren ten opzichte van de organisaties die het contract hebben ondertekend.
- Een gezamenlijke stuurgroep: hierin zit steeds slechts 1 vertegenwoordiger per deelnemend domein en de groep staat onder voorzitterschap van de burgemeester.
- Horizontale afstemming: de vertegenwoordiger van het Rijk moet namens alle relevante departementen kunnen meespreken. De schooldirecteur moet ook de inbreng van andere scholen meenemen. De vertegenwoordiger van het burgerpanel verwoord een gezamenlijke visie op de voornemens, de uitvoering en de vorderingen.
Download
- Richting! Over het sturen op perspectief voor wijken (Verwey-Jonker Instituut)
WODC Breuer & Intraval heeft van december 2020 tot en met maart 2021 onderzoek uitgevoerd naar ‘wat levert preventie op?’. Dit gebeurde in opdracht van Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Het heeft geleid tot het onderzoeksrapport ‘Effecten van preventie: een compacte Literatuursynthese’.
De onderzoekers hebben de volgende vraagstelling gehanteerd ‘Welke conclusies kunnen op basis van bestaande nationale en internationale overzichtsartikelen of sleutelpublicaties getrokken worden over de effecten van preventie?’. Secundair aan deze hoofdvraag is gekeken of inzicht kan worden verkregen in de financiële kosten en baten van preventie.
4 Thema’s
In de loop van het onderzoek zijn 4 thema’s geselecteerd voor verdiepende studie: woninginbraken, betrekken van burgers bij preventie (met hierbinnen: jeugdcriminaliteit), uitgaansgeweld en georganiseerde criminaliteit. Het rapport maakt duidelijk hoe enorm breed het thema preventie is, welke vormen er worden onderscheiden en wat op basis van beschikbare publicaties kan worden gezegd over de meetbaarheid van de resultaten van preventie.
Uit het onderzoek blijkt dat met name situationele preventiemaatregelen (dat wil zeggen: het beïnvloeden of wegnemen van de gelegenheid voor het plegen van criminaliteit) effectief zijn. Het is vaak een toegankelijke, eenvoudige en relatief goedkope manier om criminaliteit te voorkomen. Uitgangspunt is dat de omstandigheden zodanig worden aangepast dat de kans om een misdrijf te plegen aanzienlijk wordt verkleind of zelf geheel wordt weggenomen.
Gedragsverandering
Lastiger wordt het wanneer er bij daders gedragsverandering moet worden bereikt om herhaling van een delict te voorkomen, maar ook daar zien de onderzoekers positieve ontwikkelingen. Met name preventieve systeemgerichte programma’s voor jongeren waarbij naast criminaliteit ook overige problemen van jongeren in de aanpak worden betrokken, leveren bescheiden maar positieve effecten op.
Als goede voorbeelden worden genoemd: het tegengaan van woninginbraken (Politiekeurmerk Veilig Wonen resulteert in een afname van woninginbraken tot wel 78% ten opzichte van woningen zonder dit keurmerk) en de veelplegeraanpak zoals de Top600 aanpak in Amsterdam (afname van 7% tot 45% van het aantal woninginbraken door deze groep).
Als het gaat om het betrekken van burgers bij preventie wordt geconstateerd dat buurtparticipatie goed kan werken als de politie van bruikbare informatie wordt voorzien.
Uitgaansgeweld
Uit de internationale literatuur blijkt een aantal succesvolle elementen naar voren te komen ter preventie van uitgaansgeweld: het trainen van barpersoneel op het herkennen van risicovolle situaties, de-escalerend optreden bij (dreigend) geweld en het tegengaan van overmatige alcoholconsumptie. Belangrijk voor de effectiviteit is dat de politie-inzet niet ongericht is, maar specifiek op de grootste risico’s wordt gericht (hotspot policing, qua plaats, delict en tijd).
Georganiseerde criminaliteit
Het is volgens de onderzoekers niet goed mogelijk om op basis van harde gegevens aan te tonen dat preventieve en repressieve maatregelen daadwerkelijk georganiseerde criminaliteit in omvang en ernst hebben verminderd. Dat komt doordat het bij deze vormen van criminaliteit, die zich grotendeels in het verborgene afspelen, lastig is vast te stellen welke meetbare verschillen er optreden tussen verwachte en waargenomen ontwikkelingen in de criminaliteit.
Ondanks deze complicatie zijn er wel degelijk concrete resultaten geboekt, bijvoorbeeld bij het ontnemen van crimineel vermogen, het terugdringen van vormen van drugssmokkel (bolletjesslikkers), het zichtbare deel van de drugsoverlast en drugsgerelateerde criminaliteit in wijken. Ook verschillende vormen van preventie die is gericht op de dader kunnen bijdragen aan het voorkomen van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Meetbaarheid
Het onderzoek laat zien dat er goede voorbeelden zijn als het gaat om de meetbaarheid van de effecten van situationele vormen van preventie (zoals woninginbraak en dadergerichte preventieprogramma’s), maar dat vaak het meten van effecten van preventie niet goed of soms zelfs helemaal niet mogelijk is. De belangrijkste reden daarvoor is dat het in zijn algemeenheid lastig is om te ‘meten’ wat zich -als gevolg van preventieve maatregelen- niet heeft voorgedaan, zeker als geen goede nulmeting beschikbaar is.
Download
Kamerbrief over onderzoek naar effecten van preventie en Effecten van preventie: een compacte literatuursynthese
Het onderzoeks- en adviesbureau Breuer&Intraval heeft een onderzoek gedaan naar de effecten van criminaliteitspreventie in Nederland. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en het ministerie van Justitie en Veiligheid.
In dit onderzoek staan 4 thema’s centraal. Namelijk:
- Woninginbraak;
- Betrekken van burgers bij preventie;
- Uitgaansgeweld;
- Georganiseerde criminaliteit.
Woninginbraak
In de afgelopen 10 jaar is er in Nederland een daling te zien in het aantal (woning-) inbraken. Er is onder meer ingezet op inbraakbeveiliging aan woningen, maar ook op het veilig ontwerpen van de omgeving. Uit verzamelde gegevens blijkt dat deze maatregelen effect hebben op de daling in het aantal (woning-) inbraken.
Betrekken van burgers bij preventie
Jongeren zijn vaak de oorzaak van criminaliteit in een buurt. De afgelopen jaren is er dan ook veel overlast veroorzaakt door deze groep. In Nederland worden jongerenbegeleiders ingezet om zo de overlast in buurten te verminderen. Deze begeleiders doen dit door een vertrouwensband op te bouwen met jongeren. Ook kan de invloed van de buurtbewoners goed werken tegen onrust in een wijk. Belangrijk hierbij is dat de politie goed wordt ingelicht door de buurtbewoners.
Uitgaansgeweld
In Nederland zijn afspraken gemaakt tussen gemeente, politie en horeca. Een voorbeeld hiervan is het snelle optreden van de politie, wanneer er een dreigende situatie ontstaat in een uitgaansgebied. De politie hanteert hierbij een gerichte aanpak, dat wil zeggen dat er wordt gekozen voor het grootste risico op dat moment. Ook wordt het barpersoneel in uitgaansgelegenheden getraind om in te grijpen bij gewelddadige situaties. Deze afspraken zorgen dat het uitgaansgeweld wordt verminderd.
Georganiseerde criminaliteit
Het is op dit moment niet mogelijk om aan te tonen dat preventieve maatregelen invloed hebben op het verminderen van georganiseerde criminaliteit. Ondanks dat er wel maatregelen worden genomen, is het niet duidelijk of dit direct invloed heeft op de georganiseerde criminaliteit.
Download
Het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) heeft in samenwerking met verschillende partijen een overzicht gemaakt over de aanpak van georganiseerde criminaliteit in Nederland. Het NSCR wil nagaan welke kennis er op dit moment is en welke vragen nog onbeantwoord zijn over deze aanpak.
Georganiseerde criminaliteit
Georganiseerde criminaliteit onderscheidt zich van de reguliere vormen van criminaliteit. Voorbeelden van eigenschappen van georganiseerde criminaliteit zijn:
- Financieel gewin;
- Het uitvoeren van Illegale handelingen;
- Samenwerkingen onder- en bovenwereld;
- Gewelddadig karakter.
Bij georganiseerde criminaliteit zijn vriendschappen en het onderhouden daarvan erg van belang. Deze sociale relaties vormen samen criminele netwerk. In deze netwerken lopen de contacten uit de onder- en bovenwereld door elkaar heen. Het doel is om economische winst te behalen uit illegale activiteiten. Dit wordt ook wel ondermijnende criminaliteit genoemd.
Maatregelen
In de afgelopen jaren is er veel aandacht besteed aan de vraag waarom de georganiseerde criminaliteit toeneemt. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen eigenschappen van een persoon (individueel niveau) en zijn directe omgeving (sociale inbedding). Daarnaast zijn maatschappelijke factoren ook van belang, denk hierbij aan ongelijkheid, werkloosheid, sociale uitsluiting en economische factoren. Dit samen kan voor een verklaring zorgen voor (het toetreden tot) georganiseerde criminaliteit. Helaas is het nog onduidelijk welke factoren ervoor zorgen dat iemand geen crimineel wordt en wat ervoor kan zorgen dat iemand uit de georganiseerde criminaliteit stapt.
Toekomst
Er moet nog veel onderzoek gedaan worden, voordat er een goede wetenschappelijk verklaring is over de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Ten eerste, moet onderzoek worden uitgevoerd naar sociale netwerken binnen de georganiseerde criminaliteit. Hierbij staat de ontwikkelingen in een crimineel netwerk centraal. Ook moet er meer aandacht worden besteed aan welke factoren ervoor zorgen dat iemand geen crimineel wordt en wat kan leiden tot het uistappen van iemand uit de georganiseerde criminaliteit. Tot slot is het belangrijk om te onderzoeken wat het effect is van nieuwe en bestaande aanpakken over georganiseerde criminaliteit.
Download
In 2015 onderzochten Bureau Beke en Bureau Bervoets al eerder de aanbodkant van de drugsmarkt in Gouda. De gemeente Gouda heeft om een update van het onderzoek uit 2015 gevraagd, waarbij specifieke aandacht moest uitgaan naar jonge inwoners van Gouda die betrokken zijn bij de drugshandel.
Het doel van dit nieuwe onderzoek is om de aanbodkant van de Goudse drugsmarkt in kaart te brengen als input voor een gerichte aanpak.
Download
Hoewel geweld een grote rol speelt in drillrap, is er maar in weinig gevallen een link tussen drillmuziek en geweldsincidenten. Dat blijkt uit het onderzoek Cappen voor clout?. Criminologen Robby Roks en Jeroen van den Broek van de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzochten in opdracht van de gemeente Rotterdam hoe de Rotterdamse drillrapcultuur eruitziet en wat de rol van geweld en sociale media is.
Roks en Van den Broek hebben onderzoek gedaan op verschillende sociale mediaplatformen, maar ook 56 politieregistraties uit 2018 en 2019 geanalyseerd van steekincidenten waarbij jongeren betrokken zijn. Slechts 1 van deze registraties heeft een link met drillrap.
Drillrap en geweld
De onderzoekers waarschuwen ervoor dat het te snel en te gemakkelijk verbinden van drillrap aan geweldsincidenten, zoals nu vaak het geval is, verhindert dat er een goed en volledig beeld van het geweld wordt verkregen. De manier waarop drillers zich in muziek en clips presenteren, is echter niet zonder risico’s. Gevaarlijke en gewelddadige poses in muziek en op sociale media kunnen namelijk wel resulteren in fysiek geweld. Met name als de authenticiteit van drillers publiekelijk in twijfel wordt getrokken.
Drill is niet het probleem
“Er zijn heftige dingen gebeurd tussen drillrappers de afgelopen tijd, maar ‘drill’ is het probleem niet. Als het niet drill was geweest, dan was het wel een andere uitingsvorm die past binnen de bredere straatcultuur”, aldus Robby Roks.
Wat nu wel anders is dan bijvoorbeeld in de jaren 90, is de combinatie met social media. De escalatie van een conflict gaat via social media en bouwt zich daar maandenlang op onder de drillers en het online publiek. De escalaties die daadwerkelijk tot een fysiek incident hebben geleid, waren dan ook te volgen en zelfs aangekondigd via sociale media. “Wij zien dat jongeren zich weinig zorgen maken om gepakt te worden, ze posten allerlei zaken zoals bedreigingen namelijk gewoon openbaar online”, zegt Van den Broek.
Vervolgonderzoek
In een vervolgonderzoek willen Roks en Van den Broek dan ook meer inzoomen op de jongeren zelf. Hoe interpreteren zij drillrap en de communicatie over geweld in bredere zin? En in hoeverre geven ze hier on- en offline gevolg aan?
- Bron: Drillrap in Rotterdam is niet zonder gevaar, maar leidt zelden tot echt geweld (Erasmus University Rotterdam)
Meer informatie
- Goed zicht op de online belevingswereld van jongeren is van belang voor de aanpak van wapenbezit en -gebruik onder jongeren. Wat is bijvoorbeeld de invloed van drillrap?
De rekrutering van jonge drugscriminelen gaat meestal subtiel en gebeurt veelal door personen uit het eigen netwerk: via school, de buurt of familie. Dat blijkt uit het onderzoek Dealers in de dop van de Nationale Politie, Eenheid Amsterdam. Jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn in het bijzonder kwetsbaar om slachtoffer te worden van rekrutering. Kwetsbare jongeren zijn op zoek naar erkenning en zijn blij als ze gezien worden en mee mogen doen met oudere (criminele) jongens uit hun wijk.
Doel van het onderzoek is om aanknopingspunten te vinden die ingezet kunnen worden voor gerichte preventie- en interventiestrategieën. De focus van het onderzoek ligt op kinderen in de leeftijd tussen de 9 en 15 jaar.
Aanbevelingen uit het onderzoek
- Begin al vroeg met preventiemaatregelen: het liefst al op de basisschool.
- Werk aan een goede verbinding, wederzijds vertrouwen en respect.
- Creëer bewustzijn onder professionals dat jonge daders van drugshandel ook slachtoffer kunnen zijn van criminele uitbuiting.
Downloads
In opdracht van de gemeente Amsterdam onderzocht Bureau Beke een crimineel netwerk in de Wildemanbuurt. Het hechte en gesloten netwerk bestaat uit jongeren, jongvolwassenen en volwassenen. Ook criminele families maken deel uit van het netwerk. In het onderzoek wordt geschetst hoe de 156 personen uit het netwerk samenwerken en beïnvloed worden door bovenlokale criminele (drugs)netwerken.
Het onderzoek laat zien dat er sprake is van een hecht crimineel netwerk dat door zijn sterke onderlinge relaties efficiënt en gesloten is. Toetreding tot het netwerk is moeilijk, maar het omgekeerde is ook waar: eenmaal erin, kom je er moeilijk weer uit. Het netwerk is bijzonder vanwege de ernst van de gepleegde vermogensmisdrijven, het instrumentele geweld, de beschikbaarheid van wapens en de link met liquidaties.
Rising stars
Op basis van delictgedrag, leeftijd en pleegplaatsen wordt een onderscheid gemaakt in de volgende categorieën delictplegers: jonge aanwas, rising stars, criminele locals, harde kern en facilitators. Voor de rising stars (‘doorgroeiers’) vraagt het rapport bijzondere aandacht. Deze jonge criminelen zijn op weg om toe te treden tot de harde kern van zware criminelen, maar omdat ze ‘te groot zijn voor de wijkagent, maar nog te klein voor de recherche’ blijven ze nu nog te vaak buiten beeld.
Misdaadcarrières doorbreken
De vele ervaringen die er in Amsterdam zijn met integraal werken en kijken, werpen vruchten af maar hebben nog niet voor een fundamentele kentering gezorgd in deze buurt. De netwerkanalyse en het langdurig interveniëren door middel van een systeemaanpak op het gehele netwerk bieden kansen om misdaadcarrières te doorbreken en in het beste geval te voorkomen.
Burgemeester Femke Halsema: “Het rapport van Beke biedt duidelijke aanknopingspunten voor interventie in het (boven)lokale criminele netwerk. Hiermee gaat het college aan de slag, samen met de politie en het Openbaar Ministerie. De uitdaging waarvoor we staan is om door het maken van slimme keuzes onze aandacht, mensen en middelen nog beter en meer contextgericht in te zetten, zodat we de schaarse capaciteit bij politie, gemeente en andere partners zo efficiënt mogelijk benutten.”
Downloads
Artikel Bureaubeke.nl
Onderzoek: Misdaadcarrières voorkomen en doorbreken
Raadsbrief
Samen met Robby Roks en Ido Weijers schreef Henk Ferwerda van Bureau Beke een artikel over de jonge doorgroeiers in de criminaliteit. Ondanks dat de jeugdcriminaliteit afneemt, is er een zeer kleine groep die uit beeld raakt in de wijk, gewelddadig is, doorgroeit richting van drugscriminaliteit en een negatief rolmodel is voor jongeren in de wijken.
Minder jonge daders
In de media wordt het vaak voorgesteld alsof jeugdige criminelen steeds jonger worden. Maar uit politieregistraties over de afgelopen 10 jaar blijkt dat het aantal jonge daders in die periode juist is gehalveerd. Ook is het eerst geregistreerde delict niet zwaarder geworden. Wel is er een verontrustende stijging van het aantal jonge minderjarigen dat betrokken is bij ernstige criminaliteit. Deze verharding en verjonging manifesteren zich op specifieke ‘hotspots’ in de steden.
Recidive en verharding
Er zijn 2 opvallende ontwikkelingen. Het aantal jongeren dat al eerder met de politie en het Openbaar Ministerie (OM) in aanraking zijn gekomen en in harhaling valt, is licht gestegen. Speciale aandacht vraagt met name een klein aantal jonge hardnekkige recidivisten op wie met de bestaande justitiële reacties weinig greep wordt gekregen. De auteurs wijzen op het probleem van de snelle doorgroeiers, voor een belangrijk deel in de georganiseerde drugscriminaliteit. In het artikel belichten ze enkele kenmerkende aspecten van deze doorgroeiers, waaronder hun intelligente, calculerende, strategische en professionele gedrag.
Een andere zorgelijke trend is die van verharding. Deze verharding heeft met name te maken met de drugscriminaliteit en het (wapen)geweld dat daarbij ‘hoort’. In het artikel gaan de auteurs in op de betrokkenheid van jonge criminelen bij deze trend. Ook besteden ze aandacht aan de ontwikkeling en het (territoriale) geweld van de (jeugd)netwerken waarvan deze jonge doorgroeiers doorgaans deel uitmaken.
Beleidsaanbevelingen
De auteurs geven een aantal beleidsaanbevelingen:
- Breng de vergeten groep in beeld.
- Wacht niet te lang met een stevige inzet van de recherche.
- Kies interventies die passen bij het gedrag en de ontwikkeling.
- Geen taakstraf maar een vrijheidsstraf bij deze categorie jonge criminelen.
- Geen voorwaardelijke sanctie
- Uitgangspunt moet zijn dat altijd perspectief wordt geboden op hulp, maar alleen als de doorgroeiers zelf aantoonbare stappen zetten om hun leven radicaal anders in te richten.
Download
- Download het onderzoek op bureaubeke.nl
Dit rapport beschrijft de bevindingen van een onderzoek naar de relatie tussen betrokkenheid bij (ondermijnende) criminaliteit enerzijds en arbeidsparticipatie en (tevredenheid met) bestaanszekerheid anderzijds.
Het onderzoek is uitgevoerd in 3 wijken in Amsterdam, Arnhem en Tilburg.
Download
Uit het onderzoek ‘De rol van werk in de lokale aanpak van ondermijning’ van Regioplan blijkt dat er meerdere factoren zijn die gemeenten belemmeren om in te zetten op het thema Werk in de preventieve aanpak van ondermijning.
Eén van de aanbevelingen is meer te investeren in bewustwording van de gedeelde verantwoordelijkheid binnen de afdelingen Veiligheid en Werk & Inkomen. Maak daarbij zoveel mogelijk gebruik van bestaande tools. Deze tools vind je onder meer in deze toolbox.
Download
- De rol van werk in de lokale aanpak van ondermijning (pdf – Regioplan)
Om de beweegredenen voor jongeren om al dan niet in de georganiseerde criminaliteit terecht te komen op een rij te zetten, heeft Bureau Beke een zogenaamde ‘kennissynthese’ uitgevoerd. Deze is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). De uitkomsten zijn gepubliceerd in het rapport Do or Don’t.
Van overheidswege bestaat verhoogde aandacht voor jongeren die in de georganiseerde criminaliteit terecht (dreigen te) komen. Door de minister voor Rechtsbescherming en de minister van Justitie en Veiligheid is daarom besloten tot een aanpak om afglijden van jongeren te voorkomen. Dit besluit heeft geleid tot diverse projecten in 8 zogenaamde BOTOC-gemeenten. BOTOC staat voor Breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit
Risicofactoren
Voor de kennissynthese zijn 24 artikelen geanalyseerd om een beeld te geven van de huidige kennis in de wetenschappelijke literatuur. De analyse levert in totaal 59 risicofactoren (waarvan 12 gefundeerde risicofactoren) en 13 beschermende factoren op die bepalend zijn voor jongeren om bij de georganiseerde criminaliteit betrokken te raken en processen hoe jongeren hiervoor worden geworven.
Deels hebben deze factoren betrekking op jongeren, deels op volwassenen. Aangezien de meeste artikelen gericht zijn op volwassenen, is het mogelijk dat de bevindingen niet een-op-een van toepassing zijn op jongeren.
De kennissynthese biedt diverse handvatten voor de praktijk. Het gaat dan zowel om kansen om uit de georganiseerde criminaliteit te blijven als risico’s om erin te belanden. Alle verzamelde inzichten kunnen als basis dienen voor een versterking van de huidige aanpak van jongeren die terecht komen in de georganiseerde criminaliteit. Maar ook eventuele toekomstige initiatieven zijn gebaat bij dit overzicht van do’s and don’ts.
Download
Inleiding in de jeugdcriminologie door Prof.dr. Ido Weijers.
Deze publicatie gaat over het meten van jeugdcriminaliteit, welke bronnen er zijn en hoe het zit met de ‘pakkans’ en de selectiviteit in de cijfers. Actuele ontwikkelingen worden onder de loep genomen en de belangrijkste criminologische stromingen behandeld.
Gekeken wordt naar belangrijke omgevingsfactoren als gezin, school en buurt. Nadat is ingezoomd op het ontstaan van zwaardere vormen van jeugdcriminaliteit, wordt een schets gegeven van de strafrechtketen en de vormen van samenwerking in de keten. Het boek sluit af met een hoofdstuk over werkzame interventies.
Je kunt het boek bestellen op swpbook.com.
Peter Noordanus pleit in het adviesrapport ‘Preventie met Gezag’ voor een sterkere rol van de gemeente in de frontlijn. ‘Ambtenaren en justitie moeten zichtbaarder zijn in de wijk. De overheid is nu vaak te afstandelijk.’
‘Dit adviesrapport werkt de preventievestrategie tegen ondermijning uit voor de Nederlandse steden. Dat moet voorkomen dat jongeren de criminaliteit in worden gezogen. Het gaat niet alleen om achterstanden wegwerken en empoweren van kwetsbare groepen in zwakke wijken, maar ook het inzicht dat wijken vaak criminele kansenzones zijn. Wil je succesvol zijn, dan zul je een link moeten leggen tussen de aanpak van sociale problemen en het terugdringen van criminaliteit. Maar het mag niet vrijblijvend zijn. We moeten daarom het justitieel handhavingsinstrumentarium verbinden met de sociale wijkaanpak.’