Ga naar de inhoud

Warner ten Kate en Meike Lommers over de aanpak van criminele uitbuiting, kleine stapjes en grote ambities

Het afgelopen jaar is er flink ingezet op de aan pak van criminele uitbuiting. Landelijk officier mensenhandel van het OM Warner ten Kate en CCV-adviseur Meike Lommers blikken terug. Wat is er bereikt en wat moet er nog gebeuren?

geen afbeelding

Wat is criminele uitbuiting precies?
Ten Kate: Criminele uitbuiting is een vorm van mensenhandel en een erg ingewikkeld probleem. Artikel 273f is niet voor niets het langste artikel in het van het Wetboek van Strafrecht.

Criminele uitbuiting is namelijk niet altijd direct zichtbaar. Het zijn de onderliggende mechanismen die maken dat een winkeldiefstal door een minderjarige tot criminele uitbuiting maken. Bijvoorbeeld de dwang door familieleden. Maar dat moet je dan wel zien. En er dus oog voor hebben”. 

En is er voldoende oog voor?
Ten Kate: Tot zo’n 20 jaar geleden was dat nog nauwelijks het geval. Van de prostituee bijvoorbeeld overheerste een geromantiseerd beeld van mondige dames die prima hun eigen boontjes kunnen doppen. Inmiddels is dat beter geworden, weten we dat er gigantische criminele netwerken achter zitten en er vaak wel degelijk sprake is van dwang. Maar helaas verslapte de aandacht voor het probleem in 2013 weer als gevolg van de ondermijnende criminaliteit in Zuid West Nederland, de OMG’s, de migratiecrisis. Stuk voor stuk stevige dossiers die een groot deel van de opsporingscapaciteit opslokten. Hierdoor hebben we nu geen goed beeld meer van de omvang van het probleem. 

Het is dus eigenlijk een capaciteitsprobleem?
Ten Kate: Daar komt het voor een deel wel op neer. De politie moet echt een been bijtrekken om het verschil te maken. De beloofde jaarlijkse 5% extra capaciteit die gaan ze niet waarmaken op deze manier. Het vereist ook een andere manier van werken. Als je in Nederland vijf keer zo veel verdient dan in je geboorteland en niet fysiek wordt mishandeld heb je het waarschijnlijk beter dan ooit, maar wordt je naar Nederlandse maatstaven misschien wel degelijk uitgebuit. Er is echter veel aarzeling bij slachtoffers om melding te maken of aangifte te doen. Het is een haaldelict, zoals wij dat noemen. Je zult er echt dus naar op zoek moeten. Maar daar moet dan wel de ruimte voor zijn.

Maar is capaciteitsgebrek het enige probleem dan?
Lommers: Nee, het heeft ook te maken met anders leren kijken naar signalen en fenomenen. En met taken en bevoegdheden die niet goed zijn belegd. Waardoor niemand eigenlijk goed weet waarvoor hij verantwoordelijk is. Bij zo’n ingewikkeld fenomeen als criminele uitbuiting is het dan begrijpelijk dat je in je vertrouwde patroon schiet. Je de protocollen volgt, die je een gevoel van veiligheid geven. Pas als je je zeker voelt bij een onderwerp én weet wat jij daar als professional in kunt betekenen, ga je de grenzen van je werk opzoeken. 

Kunnen jullie daar een voorbeeld van geven?
Ten Kate: Je kunt als Officier van Justitie tot je pensioen achter je bureau zitten en dan heel hard aan je zaken werken. Maar het is veel effectiever om naar buiten te gaan en samen met partners te zoeken naar achterliggende oorzaken van een probleem. Landelijke overleggen initiëren of bijwonen is voor veel Officieren van Justitie geen vanzelfsprekendheid, maar wel nodig. Ook al staat dat dan misschien niet letterlijk in je taakomschrijving.

Meer samenwerken dus?
Lommers: Jazeker, dat is cruciaal. Want iedereen redeneert vanuit zijn eigen vertrouwde denkkader en zijn eigen bevoegdheden. Als hulpverlener zie je de multiproblematiek in een gezin. Terwijl de politie of de OvJ vooral de strafbare feiten ziet. Maar criminele uitbuiting zie je pas als je de verschillende waarnemingen naast elkaar legt. Als een puzzel. 
Ten Kate: En klein beginnen. Door in de politieopleidingen, maar ook die van bijvoorbeeld rechters aandacht te schenken aan het fenomenen. Want het begint allemaal met het herkennen van de signalen. Zo is Oceans 13 ook ontstaan. Een politieman uit Amsterdam deelde zijn observaties van bedelende kinderen op Amsterdam CS in zijn netwerk en stukje bij beetje werd de kring die hiermee aan de slag wilde gaan groter. Uiteindelijk hebben we met dit grootschalige internationale opsporingsonderzoek bereikt dat de criminele uitbuiting inzichtelijk werd. Dit heeft geresulteerd in het Oceansprotocol, waarin voor politie en justitie heel systematisch de werkwijze is beschreven bij vermoedens van criminele uitbuiting. 

Zijn er voorbeelden in het buitenland die jullie inspireren?
Ten Kate: De Harvard Case Method uit de VS is een inspirerende manier om aan de hand van voorbeelden uit je eigen praktijk een probleem te ontrafelen. Het heeft ons geïnspireerd om zelf ook op die manier met casuïstiek aan de slag te gaan. Dat gaan we doen in Field Labs, waar we volgend jaar mee starten. De 40 deelnemers met een grote diversiteit aan expertise buigen zich in groepjes over een probleem. Hoe kunnen we goed zicht krijgen op de aard en omvang? Wat zijn de mogelijkheden voor het uitwisselen van gegevens tussen verschillende betrokken organisaties? Op dat soort vragen willen we in de Field Labs een antwoord vinden. Met als uiteindelijk doel een blauwdruk voor de aanpak van de verschillende uitingsvormen van mensenhandel. 

En in welk opzicht is Nederland een lichtend voorbeeld voor het buitenland?
Ten Kate: De bescherming van slachtoffers is in Nederland erg goed geregeld. Is er een dader, dan moet die het slachtoffer financieel compenseren voor het leed dat het slachtoffer is aangedaan. Kan deze dat niet, dan legt de staat bij. Dat is uniek in de wereld en daar mogen we heel trots op zijn. 

Uiteindelijk heeft de rechter het laatste woord. Zien jullie je inspanningen hier al in terug?
Lommers: Nog onvoldoende. Rechters zijn erg zoekende, moeten hun oriëntatiepunt nog vinden. 
Ten Kate: Klopt. De strafmaat voor georganiseerde mensenhandel is van acht naar twaalf jaar gegaan en er is zelfs levenslang mogelijk als sprake is van een fatale afloop. Maar de straffen die rechters opleggen zijn juist lager geworden. Men vindt mensenhandel al snel een te zwaar verwijt. Maar zelfs als je als minderjarige maar één keer tot zoiets bent aangezet is dat ontzettend schadelijk. Een landelijke aanjager als Meike Lommers, die ons officieren en rechters bij de les houdt, is daarbij heel waardevol.   
Lommers: Opgroeien in een dergelijke omgeving kan een recept zijn voor daderschap op latere leeftijd. Als je dit niet doorbreekt met passende straffen in combinatie met de juiste zorg, houdt je deze familiepatronen in stand. Dat besef is er nog onvoldoende. Daarom trainen we nu ook rechters. Zodat uiteindelijk de ernst van de strafmaat in lijn is met de ernst van het feit. 

Wat hebben jullie bereikt als je terugkijkt op de afgelopen jaren?
Ten Kate: Het Oceans 13 onderzoek is een heel mooi voorbeeld van een succesvolle aanpak, waarmee we een aantal grote criminele netwerken hebben opgerold. Ook hebben we al mooie stappen gezet in de richting van een programmatische aanpak en veel meer zicht gekregen op de partijen die de criminele netwerken faciliteren. Hierdoor kunnen we in een vroeger stadium ingrijpen. Want heeft een katvanger eenmaal een BSN-nummer, dan kan hij heel gemakkelijk ons toeslagensysteem misbruiken en ben je te laat. 
Lommers: Er wordt al ontzettend veel gedaan op dit thema. In steeds meer gemeenten, maar ook landelijk en over de landsgrenzen heen. Ik vind dat we onafhankelijk van elkaar heel goed bezig zijn, alleen weten we dat nog niet van elkaar. Er moet – zoals de nationaal rapporteur mensenhandel terecht aangeeft in zijn brief aan de Minister – meer samenhang in het beleid komen. Dan kunnen we veel effectiever zijn.

We maken een sprongetje in de tijd. Het is 2030. Wat is er dan veranderd?
Ten Kate: Dan hebben we mensenhandel uit Nederland gebannen. We moeten grote ambitieuze doelen te stellen en deze in kleine stapjes nastreven. Eigenlijk zoals we hebben gedaan met Oceans 13. 
Lommers: Mijn wens is om te gaan ontdekken, veel meer te gaan uitproberen. En wat meer los te komen van de papieren realiteit. Met experimenteren komen we verder.