Ga naar de inhoud

Interview ‘Digitaal Niet Te Foppen’

Laatst gewijzigd op: 18-06-2025

Digitaal niet te foppen heeft een heldere ambitie: structurele aandacht voor digitale criminaliteit in het primair en voortgezet onderwijs. Lees hier een interview over dit City Deal ‘Lokale Weerbaarheid Cybercrime - project'

Leerlingen in een klaslokaal.

In het najaar van 2024 startte binnen de City Deal ‘Lokale Weerbaarheid Cybercrime – Jeugd’ een pilot met een heldere ambitie: structurele aandacht voor digitale criminaliteit in het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs. Dit project kreeg de naam ‘Digitaal Niet Te Foppen’. Initiatiefnemer Onno Sidler, werkzaam als accountmanager Cybercrime binnen de politie, vertelt aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV) hoe het begon, wat er bereikt is en wat er nog nodig is.

Logo Digitaal Niet Te Foppen.

Wat was voor jou de aanleiding om het project Digitaal Niet Te Foppen op te zetten?
“Dat begon met een presentatie van een collega over cybercrime op een onderwijscongres. Na afloop kwamen er meteen mensen naar haar toe: ‘Hier moeten we wat mee – maar we weten niet wat.’ Precies op dat moment kwam ik de organisatie binnen. Met mijn achtergrond in het onderwijs – ik heb zelf jaren voor de klas gestaan en als consultant ICT & onderwijs gewerkt – dacht ik: dit ga ik oppakken.”

Onno voerde een verkennende sessie met scholen en daar kwamen drie speerpunten uit naar voren. “Ten eerste weten scholen niet goed wat te doen als ze zelf slachtoffer worden van cybercrime. Ten tweede: wat doe je als leerlingen dadergedrag vertonen? En ten derde – en misschien wel het meest urgent – de medewerkers en leerlingen zijn niet cyberweerbaar genoeg. Voor dat laatste wilde ik echt iets opzetten.”

Hoe zie jij de rol van het onderwijs in de aanpak van digitale criminaliteit?
“Het onderwijs krijgt tegenwoordig veel op z’n bord – vanuit allerlei hoeken zijn er verwachtingen en wensen. Maar er zijn nu ook kerndoelen voor digitale geletterdheid vastgesteld. Die worden naar verwachting vanaf 2027 definitief. Maar scholen zijn nú al bezig met de vraag: wat betekent dit voor ons?”

Onno ziet juist in die ontwikkeling een belangrijke kans. “Binnen die kerndoelen zitten waardevolle aanknopingspunten voor het versterken van cyberweerbaarheid – denk aan thema’s als mediawijsheid, digitale veiligheid en privacy. Daar kun je als school echt slimme keuzes in maken. De uitdaging is wel: kies je iets dat écht bijdraagt aan de weerbaarheid van leerlingen?”

Leerlingen in een klaslokaal.

Een van de doelen van het project is om structureel aandacht te vragen voor digitale criminaliteit in het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs. Hoe heb je dit aangepakt – en wat vraagt dit in de praktijk?
“Het project is opgezet als een katalysator – bedoeld om het denken over cyberweerbaarheid in het onderwijs aan te jagen. We hebben bewust geen nieuw lesmateriaal ontwikkeld, want er ís al veel waardevol materiaal beschikbaar. In plaats daarvan hebben we samen met Stichting Impuls Open Leermateriaal bestaande bronnen verzameld op een Wikiwijs-pagina: Wikiwijs-pagina: cybercrime in het onderwijs. We zijn op zoek gegaan naar scholen die wilden meedoen, en die kregen de vrijheid om zelf een programma te kiezen, zoals HackShield, Mijn Cyberrijbewijs of Kiesraad in de klas. De ontwikkelaars van deze lespakketten kwamen langs om docenten te ondersteunen. Vervolgens hebben de docenten de lessen zelfstandig met hun leerlingen uitgevoerd.”

Er zijn al veel preventieve interventies ontwikkeld, vooral gericht op het primair onderwijs. Maar scholen worstelen vaak met de vraag: wat werkt nu écht?
“De Universiteit Utrecht heeft onderzocht of leerlingen meer cyberbewust worden. En ja, uit de eerste resultaten blijkt: leerlingen maken achteraf bewustere keuzes dan vooraf. Dus: het werkt.”

Een belangrijk inzicht, maar Onno nuanceert: “We doen geen waardeoordeel over welk pakket ‘het beste’ is. Elke school is anders, en de pakketten zijn ook verschillend. Belangrijkste is dat je kijkt wat jouw leerlingen nodig hebben om de cyberweerbaarheid te vergroten en daar een passend lespakket bij te kiezen.”

Jullie hebben een onderzoek laten uitvoeren door Avans Hogeschool naar de handelingsbereidheid van docenten. Wat hebben docenten nodig om dit thema duurzaam te borgen in het onderwijs?
“Een paar dingen springen eruit: docenten vinden het belangrijk, maar worstelen met tijd, prioriteit en kennis. Oudere docenten voelen zich soms niet vaardig genoeg, jongere docenten vinden de onderwerpen lastig om te bespreken – denk aan sexting of doxing. Het zou heel mooi zijn om daar koppeltjes van te maken, jong en oud.”

Volgens Onno helpt het als scholen het thema echt borgen in het curriculum. “Niet afhankelijk zijn van één enthousiaste docent. Structureel betekent: elk jaar, met een vaste groep, op een vast moment, met gekozen materialen.”

Binnen het project is ook een visiedocument ontwikkeld rond cyberweerbaarheid in het primair en voortgezet onderwijs. Wat is het doel van dit document, en hoe hoop je dat het gebruikt gaat worden in de praktijk?
“Dat document geeft scholen houvast: waarom cyberweerbaarheid, wat zijn de relevante kerndoelen, hoe geef je daar invulling aan? Met concrete voorbeelden zoals: werk je in projectweken, organiseer je gastlessen, of koppel je het aan andere vakken zoals burgerschap of begrijpend lezen? Het helpt scholen om hun keuzes te onderbouwen en aansluiting te vinden met de kerndoelen digitale geletterdheid. Uiteindelijk willen we hiermee bereiken dat leerlingen die van school komen steviger in hun schoenen staan in de (digitale) maatschappij.”

Je bent zelf accountmanager Cybercrime binnen de Publiek-Private Samenwerking (PPS). Hoe speelt deze samenwerking een rol binnen het project?
“Ik werk zelf als accountmanager Cybercrime binnen de politie. Mijn opdracht is: samenwerken met externe partners om cybercrime te bestrijden. En dat gaat ook over preventie, weerbaarheid. Binnen het project zijn twaalf partijen betrokken – van politie tot kennisnet, van universiteiten tot leermateriaalontwikkelaars. Wat ik doe? Partijen aanjagen, verbinden, zorgen dat ze met elkaar aan tafel zitten. En iedereen heeft vanuit zijn kracht en overtuiging bijgedragen.”

Wat hoop je dat bezoekers van de Wikiwijs-pagina meenemen?
“Dat ze zien: er is al heel veel. Je hoeft niet vanaf nul te beginnen. Kies iets wat bij je leerlingen past, wat bijdraagt aan echte bewustwording, en ga aan de slag.”

De pagina bevat lesmateriaal per doelgroep, het visiedocument, en de onderzoeksrapporten. “Alles wat we hebben opgeleverd, staat daar. Voor iedereen toegankelijk.”

Wat kunnen we verwachten van het opschalingstraject?
“We werken nu met partners zoals Impuls Open Leermateriaal, de PO- en VO-Raad en Kennisnet aan de opschaling. Denk aan: presentaties op congressen, flyermateriaal, berichten in nieuwsbrieven. Op dit moment zijn we bijvoorbeeld bezig met een aantal schoolbesturen om te kijken of we dit thema bestuursbreed onder de aandacht kunnen brengen.”

Ook kijkt Onno naar nieuwe verbindingen, zoals met jongerenwerkers. “Die komen soms lastig scholen binnen, maar kunnen veel betekenen in bijvoorbeeld gastlessen. En dat sluit ook weer aan bij een van de aanbevelingen uit het onderzoek.”

Tot slot: “Ik kom uit het onderwijs, ik werk nu bij de politie – en dit project verbindt die werelden. Mijn kracht zit in het onderwijslandschap kennen, en partijen bij elkaar brengen. Digitaal Niet Te Foppen is misschien klein begonnen, maar het raakt aan iets groots: de digitale weerbaarheid van een hele generatie. En daar blijf ik me voor inzetten.

Bekijk het CCV-webdossier Cyber & Jeugd voor meer informatie over jeugd- en cyberprojecten die inzetbaar zijn in jouw gemeente.