Verlengen gebiedsverbod voor drugsoverlast op basis van enige vrees is onvoldoende
De burgemeester van Eindhoven verlengde een gebiedsverbod tweemaal met drie maanden. Enige vrees was volgens de rechter niet genoeg om een gebiedsverbod te verlengen.

Kenmerken
- Drugsrelateerde feiten
- Diefstal
- Gebiedsverbod
- Verlenging
Welke ordeverstoring vond plaats?
Een man uit Eindhoven maakte volgens de burgemeester deel uit van een groep die de openbare orde verstoorde. Zo was de groep onder andere betrokken bij drugshandel. De burgemeester legde een gebiedsverbod op. De Eindhovenaar pleegde vervolgens een winkeldiefstal. De burgemeester besloot het gebiedsverbod te verlengen, omdat hij vreesde voor een verdere verstoring van de openbare orde.
Welke maatregel legde de burgemeester op?
De burgemeester verlengde het opgelegde gebiedsverbod met drie maanden. Vervolgens verlengde de burgemeester het verlengde gebiedsverbod nog een keer met drie maanden. De burgemeester paste artikel 172a Gemeentewet toe.
Wat besloot de rechter?
Bij het verlengen van het gebiedsverbod moet opnieuw sprake zijn van ernstige vrees voor de verstoring van openbare orde. Enige vrees voor overlastgevend gedrag is onvoldoende om het gebiedsverbod te verlengen. De verstoring van de openbare orde moet bovendien blijken uit concrete aanwijzingen. De rechter vond dat de burgemeester niet had laten zien dat er ernstige vrees aanwezig was. Het feit dat de man in het verleden een winkeldiefstal pleegde, was geen concrete aanwijzing om het verbod te verlengen. Ook vond de rechter dat met een winkeldiefstal het openbare leven niet was verstoord. De rechter oordeelde uiteindelijk dat de burgemeester niet genoeg concrete aanwijzingen had om het gebiedsverbod te verlengen.
Wat leert deze uitspraak ons?
Enige vrees is niet genoeg om een gebiedsverbod te verlengen. Het moet gaan om ernstige vrees voor het nog een keer verstoren van de openbare orde. De ernstige vrees moet terug te vinden zijn in concrete aanwijzingen.
Meer informatie over deze zaak: ECLI:NL:RBOBR:2015:7775