APV

Innovatieve aanpak
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) staan de wettelijke regels die alleen in de betreffende gemeente van kracht zijn. De APV wordt sinds kort ingezet voor de aanpak van onder andere lachgas, ondermijning en seksuele intimidatie in het uitgaansleven.
Lachgas
Sommige gemeenten maken gebruik van bestaande APV-artikelen om overlast door lachgas aan te pakken, zoals een ventverbod en optreden bij hinderlijk gedrag. Of er wordt andere bestaande wetgeving ingezet. Andere gemeenten ontwikkelen afzonderlijke artikelen over lachgas in de APV. Deze artikelen moeten zich in de praktijk nog bewijzen. Of een en ander standhoudt voor de rechter, is nog niet bekend.
APV-artikelen speciaal over lachgas
Voorbeeldartikel lachgasverbod van de VNG:
1. Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
2. Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
3. Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.
Verbod op gebruik en/of bezit van lachgas:
- Verbod op gebruik in heel de gemeente (voorbeeld Apeldoorn):
Het is verboden op een openbare plaats lachgas te gebruiken als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- Verbod op gebruik en bezit op specifieke plaatsen in de gemeente (hotspots) (voorbeeld Utrecht):
De volgende gebieden aan te wijzen als gebied – waarbij de grenzen deel uitmaken van het gebied, tenzij anders vermeld – waar het verboden is op de openbare plaats of openbaar water lachgas – bedoeld of bestemd voor recreatief gebruik – te gebruiken of tanks, ampullen en dergelijke bij zich te hebben: <opsomming van specifieke straten>
Verbod op recreatief gebruik en bezit op specifieke plaats en tijd:(voorbeeld Groningen):
In Groningen is er een verbod op recreatief gebruik van lachgas specifiek in het uitgaansgebied in de avond en de nacht.
Verbod op het kopen en verkopen van lachgas in de openbare ruimte:
- Voorbeeld Amsterdam, waarbij wordt gehandhaafd op het verbod op ‘drugsgelijkende waar’:
Het is verboden zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, dan wel slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar, te kopen of te koop aan te bieden.
Verbod op verkoop in de horeca (voorbeeld Leiden):
- Het is de exploitant verboden vanuit een openbare inrichting die gelegen is in een door de burgemeester tijdelijk aangewezen gebied, distikstofoxide (lachgas) te verkopen.
- Plaats- en tijdgebonden verbod: het gebied binnen de singels alsmede het stationsgebied wordt aangewezen als gebied waar het verboden is om in inrichtingen (winkels/horeca) tijdens de periode … (datum, tijdstip), lachgas te verkopen.
Bestaande APV-artikelen en wetten
In een aantal gemeenten wordt de Wet Milieubeheer gebruikt om te handhaven op de verkoop van lachgas in de horeca en detailhandel, bijvoorbeeld in Arnhem:
“De verkoper van lachgas is op basis van de Wet milieubeheer (Wm) verplicht om (mogelijke) gevaren voor mens of voor het milieu te voorkomen of te beperken. Omdat het gebruik (van lachgas) wel degelijk gevaren kent, handelt de verkoper in strijd met de Wm. Hierin worden wij extra bevestigd, omdat we constateren dat het verstrekken van lachgas vanuit een tank plaatsvindt. Hierop staat nadrukkelijk dat het gas niet voor inhalatie is bedoeld.”
Ook wordt er handhavend opgetreden op verkoop in de horeca op basis van de Drank en Horecawet (DHW) (voorbeeld Arnhem):
“Mochten er horeca-inrichtingen overgaan tot verkoop van lachgas vanuit lachgaspatronen, dan biedt het verbod van kleinhandel vanuit een horecalokaliteit op grond van de Drank- en Horecawet aanknopingspunten de ondernemers aan te pakken.”
Handhaven op verkoop van lachgas op straat kan ook op basis van het ‘ventverbod’ (fragment uit Model-APV van de VNG):
“Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.”
Handhaven op hinderlijk gedrag als gevolg van lachgasgebruik (zie Model-APV VNG):
- Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten.
Ondermijning
In de handreiking ‘APV en ondermijning’ wordt de APV als instrument in de (bestuurlijke) aanpak van ondermijning ingezet. Verschillende gemeenten hebben inmiddels ervaring opgedaan met bijvoorbeeld regulering van vastgoed, huisjesmelkerij, sluiting van panden of (bedrijfs)ruimten vanwege ondermijnende effecten. Via de APV kunnen gemeenten bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van ondermijning. Lees voor meer informatie de handreiking.
Beleidsregel levensgedrag en wijze van bedrijfsvoering
Amsterdam heeft de nieuwe Beleidsregel levensgedrag en wijze van bedrijfsvoering ingevoerd om meer duidelijkheid te geven over de term “slecht levensgedrag” uit de Drank- en Horecawet en de APV, in kader van vergunningverlening en bijschrijven van leidinggevenden op de vergunning. Dit is van toepassing op:
- Alcohol schenkende horecabedrijven en slijterijen
- Alcoholvrije horecabedrijven
- Prostitutiebedrijven
- Escortbedrijven
- Seksinrichtingen
- Speelgelegenheden
- Bedrijven in een aangewezen gebied, straat of gebouw
- Vergunningplichtige vechtsportwedstrijden- of gala’s.
Exploitanten en leidinggevenden van bovengenoemde bedrijven hebben een bijzondere verantwoordelijkheid, zij mogen in geen enkel opzicht van slecht levensgedrag zijn. Exploitanten en leidinggevenden vervullen een belangrijke rol als het gaat om het woon- en leefklimaat in de omgeving van de onderneming. Ze dienen zorg te dragen voor een goede gang van zaken in- en rondom de onderneming en hebben hierin een voorbeeldfunctie. De levensgedragstoets en goede bedrijfsvoering wordt verder uitgewerkt in deze beleidsregel.
Seksuele intimidatie
Een aantal gemeenten, zoals Amsterdam, Rotterdam, Tilburg en Almere, heeft (seksuele) straatintimidatie lokaal strafbaar gesteld door het in hun APV op te nemen. Als iemand in deze gemeente zich schuldig maakt aan straatintimidatie, dan zou de dader een boete krijgen. Dit APV-artikel houdt echter geen stand voor de rechter.
Het Rotterdamse APV-artikel luidt:
“Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw in groepsverband dan wel afzonderlijk, anderen met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen.”
Rotterdam is de enige gemeente waar een (voorwaardelijke) boete werd opgelegd aan een dader vanwege seksuele intimidatie op straat. In hoger beroep bleek echter dat het APV-artikel in strijd is met de vrijheid van meningsuiting. Ook maakt de Rotterdamse bepaling onvoldoende duidelijk welk gedrag ‘voorzienbaar’ strafbaar is.
Daarom wordt uitgekeken naar het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet Seksuele misdrijven, waarin (non)verbale seksuele intimidatie en fysiek seksuele intimidatie strafbaar worden gesteld, onder andere in het uitgaansleven.