Secondant: Vertrouwen of wantrouwen bij fraudebeleid?

De aanpak van fraude is te veel gebaseerd op wantrouwen vanuit de veronderstelling dat bedrog veel voorkomt. Dat zou moeten veranderen in een beleid van vertrouwen. Bert Berghuis onderzoekt in zijn nieuwe column in Secondant hoe het eigenlijk zit met de mate waarin mensen te goeder trouw zijn. En zijn harde maatregelen wel zinvol?
Doorgeschoten fraudebeleid
Onlangs kwam de Parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening in hun rapport ‘Blind voor mens en recht’ met zware conclusies over de aanpak van fraude. Het fraudebeleid was volgens de commissie totaal doorgeschoten. Dat beleid zou mensen al te snel tot fraudeur hebben bestempeld. Dat leidde tot een zwaar repressief optreden – de toeslagenaffaire was daarvan het resultaat. Er was te veel uitgegaan van een wantrouwen tegen de burger. Die zou tot het plegen van fraude zijn geneigd.
Wantrouwen of vertrouwen
Dit was mede gebaseerd op de gedachte dat fraude nogal wijdverbreid was, zoals ook de toenmalige minister Kamp meende. Die geloofde niet dat de meeste burgers (meer dan 90 procent) de regels van de sociale zekerheid gewoon naleven. Hiermee ligt de vraag op tafel hoeveel fraude er eigenlijk voorkomt, schrijft Bert Berghuis. En moeten we uitgaan van wantrouwen of juist van vertrouwen in de burger waar het om de naleving van regels gaat?
Naleving
Dat percentage van meer dan 90 procent kwam uit een rapport van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In zo’n 4 procent van de uitkeringen zou ‘zwarte fraude’ zijn gepleegd: bijverdiensten die niet zijn opgegeven en zonder afdracht van belasting en premies. Uit een onderzoek van de Universiteit Utrecht in 2003 kwamen hogere percentages. In dat onderzoek zegt enkele tientallen procenten van de ondervraagde mensen wel zwarte klussen te hebben gedaan. Zo’n 10 procent deed zelfs ‘zwart werk’ naast de uitkering.
Integriteit
Dit kan de suggestie wekken dat veel burgers die een uitkering hebben ‘oneerlijke mensen’ zijn. Is dat wel zo? Voor een antwoord op die vraag kijkt Berghuis naar de persoonlijkheidskenmerken van burgers, vooral hoe mensen scoren op de ‘integriteitsschaal’ in onderzoeken. Dan blijkt dat er slechts een minderheid is die qua persoonlijkheid er bewust op uit is zich te bevoordelen zoals met zwartwerken. In de praktijk gaat het dan ook heel vaak om lichte overtredingen die weinig financiële schade opleveren en alleen soms om gevallen met forse schade.