Ga naar de inhoud

In 2015 zorgde het CCV ervoor dat de statische papieren versie van het barrièremodel ook een digitale variant kreeg. Inmiddels zet het CCV de barrièremodellen al meer dan 10 jaar in om georganiseerde criminaliteit samen met publieke en private partijen in kaart te brengen en effectief aan te kunnen pakken. CCV-adviseur Lienke Hutten: “Het barrièremodel zorgt voor een helikopterview en geeft partners relevante inzichten”. 

lienke en joeri barrièremodellen
Lienke Hutten en Joeri Vig

Hoe maakte het CCV kennis met de barrièremodellen?

“Wij kwamen voor het eerst met het barrièremodel in aanraking door het programmabureau Aanpak Georganiseerde Hennepteelt”, zegt CCV-adviseur Lienke Hutten. Zij is dé expert op het gebied van barrièremodellen. “Dit bureau bracht een groot en divers team van experts op het gebied van hennepteelt bij elkaar, waaronder een expert van het CCV. Zij vroegen de experts om aan de hand van het barrièremodel in de huid van een crimineel te kruipen om te kijken hoe zij het telen van hennep op zouden zetten. Hieruit kwam een bedrijfsproces naar voren. Bij elke stap van het bedrijfsproces bekeken de experts vervolgens welke legale en illegale dienstverleners hen bij de hennepteelt zouden kunnen helpen. Het invullen van het model duurde ongeveer een jaar.” 

Was dat een nieuwe ontdekking, kijken naar het criminele bedrijfsproces?

“Nee, de gedachte dat er parallellen zijn te trekken tussen groeperingen die zich bezighouden met georganiseerde criminaliteit en ondernemingen die bonafide bedrijfsprocessen uitvoeren, is verre van nieuw. Al in de jaren twintig van de vorige eeuw maakten sociologen en criminologen in de Verenigde Staten van de zogenoemde Chicago School een dergelijke vergelijking. Ze beschouwden de activiteiten van de georganiseerde misdaad als bedrijfsprocessen. Door een analyse van het bedrijfsproces te maken wordt inzichtelijk wat er nodig is bij de uitvoering van criminele handelingen. Het duurde echter flink wat jaren voordat deze zienswijze vanuit de criminologische en sociologische hoek aandacht kreeg.” 

Hoe is deze zienswijze in Nederland beland?

“In eerste instantie werd de werkwijze primair gebruikt in opsporingsonderzoeken bij georganiseerde criminaliteit. Na verloop van tijd werden de logistieke bedrijfsprocessen ook gebruikt voor criminaliteitsbeelden en fenomeenonderzoeken. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) ontwikkelde er omstreeks 2004 het ‘barrièremodel’ voor. Alweer 20 jaar geleden dus. Dit werd in eerste instantie gebruikt om inzicht te krijgen in georganiseerde illegale arbeid. Vervolgens kreeg het barrièremodel een plek binnen het Programma versterking aanpak georganiseerde misdaad van de Nederlandse politie, waarbij de focus op de analyse van het bedrijfsproces lag.” 

Wat gebeurde er vervolgens met het model waar het CCV aan meewerkte?

“In eerste instantie was het model statisch en alleen beschikbaar op papier. Gebruikers van het model hadden echter behoefte aan een levend document dat aangevuld en aangepast zou kunnen worden. Omdat het CCV zich in die periode bezighield met het ontwikkelen van digitale instrumenten om kennis over te brengen, zijn we aan de slag gegaan om het barrièremodel gebruiksvriendelijker te maken en te digitaliseren. In eerste instantie hadden we hier twee websites voor: op www.barrieremodellen.nl kon je modellen inzien en op www.maakeenbarrieremodel.nl kon je zelf een model maken. Na een aantal jaar hebben we de websites samengevoegd. De website www.barrieremodellen.nl stelt bezoekers inmiddels al vele jaren in staat om barrièremodellen in te zien én zelf te maken. Door deze website kan een barrièremodel gemakkelijk aangepast en actueel gehouden worden.”  

Welke rol heeft het CCV nu bij de barrièremodellen?

“Het CCV beheert de website. Daarnaast begeleiden we publieke en private partijen bij het maken van een barrièremodel. Inmiddels hebben we al tientallen modellen gemaakt of andere partijen hierbij geholpen. En je ziet dat het werkt. Het barrièremodel zorgt voor een helikopterview en geeft partners relevante inzichten. Hierdoor kunnen ze het fenomeen dat ze onderzoeken samen effectief aanpakken. In beginsel werd het barrièremodel alleen ingezet op criminaliteitsfenomenen. De laatste jaren zien we dat de vraag naar barrièremodellen over regelovertredend of ongewenst gedrag toeneemt. Ook deze fenomenen kunnen met het barrièremodel in kaart worden gebracht. En niet alleen in Nederland is er interesse naar het model, we zijn ook steeds vaker in het buitenland te vinden om partijen te helpen inzicht te krijgen. We zijn ontzettend trots dat we dit gedachtegoed steeds verder kunnen verspreiden en de wereld hierdoor een stukje veiliger kunnen maken.” 

Enkele voorbeelden uit de praktijk

In Nederland zijn internationale criminele bendes actief die van gemeente naar gemeente trekken en een spoor van ellende achterlaten. Van inbraken in (vracht)auto’s, winkels, woningen en bedrijven tot zakkenrollen, straatroven, heling, oplichting en identiteitsfraude. Allemaal vergrijpen die een grote impact hebben op inwoners en ondernemers. De Landelijke Eenheid van de politie heeft daarom zelf een barrièremodel ontwikkeld, om mobiele bendes beter te kunnen bestrijden. Al snel werd duidelijk dat een effectieve aanpak van dit fenomeen samenwerking vereiste met partners, zoals gemeenten en brancheorganisaties. Ook bij de rijksoverheid stond dit fenomeen op de agenda. Om deze mobiele bendes effectief tegen te gaan werd in 2018 de Taskforce Mobiel Banditisme opgericht.  

Aan de hand van het barrièremodel zijn alle publieke en private partijen die een rol hebben in de bestrijding van mobiel banditisme samengekomen in de Taskforce. Het gaat hierbij om bestuurders van het ministerie van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de VNG, gemeenten (Roermond, Enschede en Breda), VNO-NCW en MKB-Nederland, detailhandel, Transport en Logistiek Nederland en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV). 

Door het barrièremodel kregen de partijen een gezamenlijk beeld van het fenomeen. Vanuit het universele verdienmodel van mobiel banditisme van buitenlandse dadergroepen gericht op vermogenscriminaliteit is een overzicht van mogelijk op te werpen barrières ontstaan. In de Taskforce is gezamenlijk bepaald welke interventies het grootste effect hebben. Deelnemers aan de Taskforce werden vervolgens aanjager voor het doorvoeren van de barrières van een van de stappen uit het model. Zo werd de politie verantwoordelijk voor het doorvoeren van barrières in de stap ‘plegen delict’, in verband met de opsporing. Branchevereniging Transport en Logistiek Nederland werd aangewezen als aanjager voor de stap ‘gebruik van de infrastructuur’. Op deze manier werd het barrièremodel als sturings- en monitoringinstrument gebruikt door de ambtelijke werkgroep van de Taskforce Mobiel Banditisme. Hoewel de Taskforce is beëindigd, houden de gezamenlijk partijen volop aandacht voor mobiel banditisme. 

Criminele organisaties houden zich in heel Europa bezig met voertuigcriminaliteit. De pakkans bij het stelen van motorvoertuigen of -onderdelen is relatief laag en de verkoop van de gestolen goederen levert veel winst op. De criminele organisaties hebben een mobiel karakter, waardoor de georganiseerde voertuigcriminaliteit meerdere EU-lidstaten treft. Om voertuigcriminaliteit effectief aan te kunnen pakken is het van belang meer inzicht te krijgen in de werkwijze van de criminele organisaties. De Europese commissie heeft daarom subsidie beschikbaar gesteld om de dynamiek van georganiseerde voertuigcriminaliteit op Europees niveau te onderzoeken.   

In samenwerking met Universiteit Gent en het Centre for the Study of Democracy uit Bulgarije voerde het CCV een onderzoek uit naar autodiefstal en ontwikkelde een Europees barrièremodel autodiefstal en autokraak. Wetenschappelijk onderzoek naar georganiseerde voertuigcriminaliteit vond plaats in zes landen: België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland. Meerdere partijen van publieke en private aard hebben meegewerkt aan de wetenschappelijke onderzoeken. Zo zijn er interviews gehouden met autofabrikanten, verzekeringsmaatschappijen, opsporingsdiensten en andere betrokken partijen zoals expertisecentra en partners in de aanpak tegen voertuigcriminaliteit. Op basis van de wetenschappelijke onderzoeken zijn nationale barrièremodellen gemaakt. Aan de hand van de nationale barrièremodellen en de wetenschappelijke onderzoeken is een Europees barrièremodel ontwikkeld. 

Uit het Europese barrièremodel hebben betrokken onderzoekers en experts vijf barrières geselecteerd om verder uit te werken voor implementatie in de praktijk. Deze barrières zijn in workshops met betrokken experts, onderzoekers en Europol verder uitgewerkt. Deze vijf barrières zijn ter advies aangeboden aan de Europese Commissie. 

ie drugs verkoopt, moet ervoor zorgen dat de drugs bij de klant terechtkomen. Dit kan op diverse manieren gebeuren. Wanneer drugs gekocht wordt via internet (darkweb), zal de drugs per post of via een koeriersdienst verstuurd worden. Dit betekent dat deze illegale goederenstroom via de legale goederenstroom verloopt, veelal zonder medeweten van (medewerkers van) post- en koeriersdiensten. Uit cijfers over inbeslagnames blijkt dat veel drugszendingen vanuit Nederland en België vertrekken. Dit zijn belangrijke productielanden van synthetische drugs. Het gaat vooral om zendingen binnen Europa, maar ook wereldwijd.  

Om in kaart te brengen hoe hier te werk gegaan wordt, is het barrièremodel ingezet. Het barrièremodel is gemaakt in opdracht van het European Netwerk on the Administrative Approach (ENAA) en het European Crime Prevention Network (EUCPN). Dit model is gemaakt met diverse publieke en private partijen uit België, Luxemburg, Duitsland en Nederland. Zoals ENAA, EUCPN, Benelux.int, de Belgische federale politie, politie Luxemburg, de Nederlandse Politieacademie, Douane, Taskforce – RIEC Brabant-Zeeland, DHL, FedEx en UPS.  

Na de ontwikkeling van het barrièremodel is het online barrièremodel (in Engels) en een samenvatting (in vier talen) opgeleverd. De publieke en private partijen hebben op Europees niveau de handen ineengeslagen door een gezamenlijk overleg te initiëren en elkaar op fenomeenniveau te informeren over trends en ontwikkelingen met betrekking tot het vervoer van drugs in de sector. 

Elke collectiebeherende instelling, groot of klein, kan een interessant doelwit vormen voor criminelen. Of het nu een museum, galerie, archief of kerk is. Diefstal levert meestal flinke schade op; zowel aan het object, het pand én het imago van de instelling. Slechts een klein percentage van de gestolen kunst wordt teruggevonden. Reden voor de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE), Faro (Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed) in België en de Nederlandse en Vlaamse politie om aandacht te besteden aan deze diefstallen en ook te kijken naar preventiemogelijkheden om diefstal te voorkomen. Het CCV heeft, in samenwerking met bovenstaande partners en verschillende experts, een barrièremodel ontwikkeld dat de verschillende stappen die criminelen nemen om deze diefstal te plegen in kaart brengt, evenals de omstandigheden die diefstal vergemakkelijken. Het model identificeert maatregelen die kunnen worden genomen om het criminele proces te verstoren en is tot stand gekomen met de expertise van Nederlandse en Belgische professionals werkzaam in de museale sector.  

Dit barrièremodel legt de focus op een doeltreffender gebruik van organisatorische, bouwkundige, elektronische en informatiebeveiligingsmaatregelen (OBE+I). Wanneer deze maatregelen goed op elkaar zijn afgestemd, maximaliseren ze de veiligheid van de instelling. Het barrièremodel fungeert vooral als een inspiratiedocument om de eigen beveiligingsaanpak van musea kritisch te evalueren. 

Het barrièremodel heeft tot een mooie samenwerking geleid tussen Nederlandse en Belgische collega’s op het gebied van kunstcriminaliteit. Daarnaast is er een publicatie opgeleverd die voor alle musea en hun partners beschikbaar is. Deze is te bekijken op de website van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Daarin wordt onder andere een fictieve casus beschreven. Deze fictieve casus “Juwelenroof in Bergendam” biedt een praktijkvoorbeeld waarin alle stappen van het barrièremodel nader worden belicht. Na elke stap wordt beschreven hoe de theoretische benadering zich in de praktijk zou kunnen manifesteren. 

Daarnaast zijn er ook in de praktijk al een aantal mooie voorbeelden. Zo heeft een provinciaal museum zich opgeworpen als ‘moedermuseum’ voor de regio om ook andere musea in de regio wegwijs te maken met het model. Zo worden ook musea op regionaal niveau geholpen, mede door de netwerkfunctie. Ook worden er door RCE en Faro studiedagen georganiseerd voor de Nederlandse en Belgische museumsector om het barrièremodel onder de aandacht te brengen en musea te helpen om het barrièremodel toe te passen in de praktijk. 

Meer weten over de barrièremodellen? Kijk dan op www.barrieremodellen.nl of neem contact op met CCV-adviseur Lienke Hutten voor meer informatie. 

CCV 20 jaar jubileumserie  

Dit is het achtste artikel in de jubileumserie 20 jaar CCV, waarin we je op een luchtige manier meenemen terug in de tijd. Met artikelen, interviews en beelden staan we stil bij belangrijke ontwikkelingen op het gebied van criminaliteitspreventie en de rol van het CCV daarin. Ieder item sluiten we af met een algemene vraag. De antwoorden vind je op onze jubileumpagina. Wat is er in 20 jaar veel gebeurd.  

Quizvraag 2014

Welk historisch klimaatakkoord werd in december 2015 door 195 landen ondertekend, met als doel de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius boven het pre-industriële niveau?

Bekijk het antwoord ›