Congres over hoe online inhoud in goede banen kan worden geleid
Het team achter het Project Online Content Moderatie (PrOCoM) organiseert op donderdag 15 juni een congres in Den Haag. In het Museum Beeld en Geluid laat het projectteam zien wat ze doen. Ook vragen ze deelnemers om mee te denken over hoe online inhoud in goede banen kan worden geleid.
Mensen met minder goede bedoelingen hebben hun weg gevonden naar het internet. Daarnaast delen mensen (vaak zonder het zelf te weten) online inhoud die henzelf kan schaden, anderen schade toebrengt of tot onrust in de samenleving kan leiden.
Foto: Minister Yesilgöz van Justitie en Veiligheid geeft haar visie op wat er op internet gebeurt, welke gevolgen dat kan hebben en wat er beter kan. (Foto: Martijn Beekman Rijksoverheid)
Door de toenemende rol van het internet en sociale media veranderen ook de vraagstukken waar ministeries en gemeenten mee bezig zijn. Daarom is vorig jaar het Project Online Content Moderatie (PrOCoM) gestart. Binnen dit project wordt gekeken wat nodig is om op een goede manier antwoord te kunnen geven op die nieuwe vraagstukken.
Voor wie?
Het congres is bedoeld voor mensen die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp en werken bij een internetbedrijf, ministerie, gemeente, de politie, een universiteit of hogeschool. Ook studenten wordt gevraagd deel te nemen aan dit congres. Deelname is kosteloos.
Vragen die tijdens het congres aan bod komen zijn:
- Hoe blijven internetbedrijven en ministeries goed met elkaar samenwerken?
- Hoe kunnen burgemeesters ingrijpen als er op internet dingen gebeuren die gevolgen hebben voor de veiligheid in hun gemeente?
- Hoe wordt ervoor gezorgd dat de mensen die wetten en regels voor het internet maken de beste keuzes maken?
- Wat moet worden gedaan om mensen die schade lijden van inhoud op internet zo goed mogelijk te helpen?
Tijdens het congres geven minister Dilan Yesilgöz van Justitie en Veiligheid en voormalig Tweede Kamerlid Kees Verhoeven hun visie op wat er op internet gebeurt, welke gevolgen dat kan hebben en wat er beter kan. Daarna gaan deelnemers in kleinere groepen zich buigen over de bovenstaande vragen.