Ga naar de inhoud

Als je niet weet wat je mist, weet je ook niet wat het profijt kan zijn

Handen met puzzel. Illustratie bij CCV-nieuwsbericht.

Als je niet weet wat je mist, weet je ook niet wat het profijt kan zijn. Dat is de ondertitel van het onderzoek dat Amber Keijzer deed naar aanpakken waarbij verschillende partijen samen criminaliteit binnen familienetwerken bestrijden. Belangrijkste inzicht dat zij heeft opgedaan, is dat bij deze multiproblematiek het essentieel is dat het sociale domein van het begin af aan betrokken wordt. “En dus niet alleen bij de oplossing”, benadrukt Keijzer. “Het is van groot belang dat het veiligheidsdomein en het sociale domein vanaf het begin samen het probleem ontrafelen, definiëren en een plan van aanpak opstellen. Alleen dan creëer je draagvlak en resultaat. Maar ik heb meer belangrijke inzichten opgedaan.”

Amber Keijzer is vierdejaars student Bestuurskunde aan de Hogeschool van Amsterdam. Haar afstudeerdopdracht deed zij voor het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV). Haar interesse ligt bij veiligheid en wetgeving. Keijzer hierover: “Vorig jaar heb ik stage gelopen bij de politie. Ik heb toen onderzocht hoe het basisteam bij de politie meer kan bijdragen aan het inzetten van bestuurlijke interventies en wat hiervoor nodig is. Hiervoor heb ik veel gebruikgemaakt van de website van het CCV. Dat leek me een interessante organisatie. Dus heb ik de stoute schoenen aangetrokken en CCV-adviseur Meike Lommers gemaild om te vragen of ik bij haar mijn afstudeeropdracht kon doen. Zij was direct enthousiast en we hebben samen een opdracht geformuleerd.”

Aanleiding onderzoek

Het CCV had het vermoeden dat er terughoudendheid bestaat bij bestuursorganen om bestuurlijke interventies in te zetten bij integrale aanpakken voor het bestrijden van criminaliteit binnen familienetwerken. Keijzers onderzoek moest inzichtelijk maken of deze aanname juist was, wat hiervoor de reden was en wat verbeterpunten zijn.

“Na gedegen deskresearch heb ik samen met Lommers gekeken welke respondenten interessant zijn om over dit onderwerp te interviewen. We wilden graag alle niveaus van uitvoering spreken: operationeel, beleidsmatig en bestuurlijk. Zo zijn we gekomen tot 9 respondenten, Daarbij hebben we erop gelet dat de respondenten een goede mix waren van kleine, middelgrote en grote gemeenten. Dan konden we gelijk zien of de grootte van een gemeente invloed heeft op hoe er integraal op bestuurlijke interventies wordt samengewerkt.”

Opvallend

Deze interviews leverden Keijzer een berg aan informatie op. “Opvallend was dat de mate van integraal samenwerken heel verschillend is en beleefd wordt. We zien in het integrale toepassen van de bestuurlijke interventies 2 manieren van werken. Allereerst zien we de reactieve integrale samenwerking. Hierbij ligt het probleemeigenaarschap in eerste instantie bij veiligheid. Pas na het eerste plan van aanpak wordt de samenwerking verbreed naar andere domeinen. Bij een proactieve integrale samenwerking zien we dat in de lokale samenwerkingsstructuur alle domeinen vanaf het begin betrokken worden.

Opvallend was dat de mate van integraal samenwerken heel verschillend is en beleefd wordt.

Een ander inzicht is dat de grootte van de gemeente van invloed lijkt te zijn op de aanwezige kennis van het gebruik van bestuurlijke interventies. Hoe groter de gemeente, hoe meer professionals werken aan veiligheidsvraagstukken. Zo ontwikkelt iedereen een specialisme. Bij de kleinere gemeenten zien we generalistische inzet van een beperkt aantal professionals. Hierdoor is dus minder specialistische kennis aanwezig. De kracht van kleinere gemeenten zit in hun netwerk. Dit netwerk is overzichtelijk en hierdoor gemakkelijker inzetbaar. Bij grotere gemeenten zien we hier juist een knelpunt ontstaan. Daar zijn verantwoordelijkheden versnipperd belegd, waardoor samenwerking niet altijd vanzelfsprekend is. Al met al blijkt dat bestuurlijke interventies als complexe instrumenten ervaren worden. Naast kennis is de manier van het toepassen van de integrale samenwerking een belangrijk element.”

Samenwerken is het advies

Het belangrijkste advies van Keijzer is dus ‘proactief integraal samenwerken’. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat van het begin af aan het sociale domein betrokken wordt als zich criminaliteit in een familienetwerk voordoet. Daarnaast is het wenselijk dat zij deze samenwerking borgen in hun lokale samenwerkingsstructuren. “Maar uiteraard heb ik meer belangrijke inzichten opgedaan in mijn onderzoek. Deze hebben geleid tot een aantal aanbevelingen. Ook zie ik diverse kansen voor betrokken partijen. Deze staan allemaal in een overzichtelijke factsheet.

Terugblik

Hoe kijkt Keijzer terug op haar onderzoek bij het CCV? “Ik vond het een zeer interessant onderwerp om onderzoek over te doen. Het is wel een heel complex onderwerp. Ik heb gezien dat gemeenten over het algemeen goed gebruikmaken van het inzetten van bestuurlijke interventies. Het gebeurt ook weleens dat een gemeente een bestuurlijke interventie inzet, gericht op een ongewenste situatie. Zij is zich er dan niet van bewust dat het individu onderdeel uitmaakt van een crimineel familienetwerk. Er is dan veel meer nodig om de situatie te veranderen. Met dit onderzoek heb ik mij op deze specifieke doelgroep gericht, dat weer voor een ander perspectief heeft gezorgd dan bij mijn onderzoek bij de politie. Dat vind ik interessant. Ik heb besloten dat mijn volgende stap richting de veiligheid gaat. Tijdens mijn opleiding Bestuurskunde heb ik de minor Politiekunde aan de Politieacademie gedaan. Dit beviel onwijs goed. Ik wil daarom de mbo-opleiding tot hoofdagent volgen.”