Sleutelfactoren
Bij het doorlopen van elke sprint, heb je steeds aandacht voor zes sleutelfactoren.

Dit is 1 van de belangrijkste, zo niet dé belangrijkste, succesfactor. Alleen met de toewijding van alle betrokkenen (bewoners, ondernemers, jongeren, professionals, criminelen, enzovoort) kun je resultaten neerzetten die ook werkelijk blijvend zijn. Maar hoe doe je dat, iedereen goed betrokken houden? Elke fase in het proces vraagt tenslotte om iets anders.
In de beginfase breng je eerst in beeld wat er op het gebied van commitment in het verleden al is gedaan en waar de mensen nu staan. Zijn ze teleurgesteld (geweest) of hebben ze juist fijne ervaringen gehad, of staan ze er neutraal in?
Daar trek je conclusies uit en dit is meteen de basis voor de gezamenlijke opgave waar iedereen zich aan wil verbinden. Tijdens het proces gebruik je wat er eerder geleerd is om het anders te doen. Ben je toe aan de implementatie, dan pas je deze ‘nieuwe manieren’ toe. Door alle fasen gebruik je steeds de gezamenlijke opgave die je in het begin met elkaar vast stelde.
Door stil te staan welke beleidskaders en interventies in het verleden zijn ingezet, wat daarvan is geleerd en wat kan worden ingezet in de toekomstige aanpak, weet je wat je dit keer anders of beter moet doen. Vragen die je hierbij kunt stellen zijn onder meer: Welke beleidsafdelingen van de gemeente en andere organisaties zijn betrokken geweest, was dit alleen veiligheid of ook het sociaal domein (domeinoverstijgende samenwerking)? Wat is hierover op papier gezet? Hoe groot is of was de rol van elke betrokkene daarin, zoals de wijkmanager, de wijkagent, de boa, de jongerenwerker? Is er ingezet op een specifieke doelgroep?
Realiseer je dat het niet per se nodig is nieuwe interventies of nieuw beleid te bedenken voor de wijkaanpak. Specifieke functies of projecten kunnen ook uitgebreid of opnieuw onder woorden worden gebracht.
Het zal niet de eerste keer zijn dat goede ideeën of initiatieven uitdoven, omdat er zoveel over wordt gesproken en zo weinig gedaan. De vraag staat dan ook steeds centraal: hoe maak je gebruik van bestaande structuren, gremia, informele overleggen, enzovoort? Wie is waarvoor verantwoordelijk en moet je wanneer in positie brengen. Dat zijn hierbij belangrijke vragen. Denk daarvoor ook goed na over vragen als welke rol heeft de burgemeester, wat doet de wethouder en wat is de rol van de driehoek? Op deze manier laat je de verschillende structuren en gremia voor je werken en krijg je helder wanneer je wie moet betrekken. Uiteindelijk gaat het er om dat je elkaar durft aan te spreken. Worden afspraken niet nagekomen, dan zul je tussentijds moeten bijsturen.
Kijk in elke sprint naar de sociale, fysieke, institutionele en criminele omgeving in een wijk. Welke indicatoren beïnvloeden de veiligheid en leefbaarheid in verleden, heden en ook wellicht de toekomst. Door steeds naar deze verschillende omgevingen te kijken, zie je overlap (de zogenoemde koppelvlakken) en krijg je een beter beeld aan welke knoppen je kunt draaien om tot verandering te komen.
Bij de sociale omgeving denk je onder meer aan de sociale binding met anderen, onderwijs, vrijetijdsbesteding en vertrouwen in autoriteiten. Wat gebeurt er al op deze gebieden en wat kun je nog meer inzetten om bij te dragen aan de wijkwensen?
Bij de fysieke omgeving gaat het vooral over de inrichting en uitstraling van de wijk en de maatregelen die je kunt nemen om criminaliteit te voorkomen.
Onder institutionele omgeving verstaan we professionals en organisaties, ieder afzonderlijk maar ook de samenwerking tussen hen. Zij dragen verantwoordelijkheid in de wijk. Wat doen zij om de wijk te verbeteren, hoe stellen zij zich op, wat kunnen ze (nog meer) betekenen.
Tot slot kijk je bij criminele omgeving naar de specifieke vormen van criminaliteit die in de wijk voorkomen en welke maatregelen je hiertegen kunt treffen.
Ter illustratie: stel een gemeente plaatst ‘trainingsapparaten’ in de wijk als interventie op het koppelvlak ‘fysieke omgeving’. Als wijkbewoners deze gaan gebruiken dan kan dit positief doorwerken op de sociale samenhang in de wijk, dus op het koppelvlak ‘sociale omgeving’.
Heb je hulp nodig bij het in kaart brengen van de koppelvlakken? Het CCV helpt je graag verder. Neem contact op met Danisa Latuhihin: danisa.latuhihin@hetccv.nl.
Design Thinking heeft heel veel verschillende werkvormen om tot een probleem of oplossing door te dringen. Elke werkvorm vraagt om een vertaling naar de veiligheidspraktijk. Ben je op zoek naar de juiste werkvorm, neem dan contact met ons op.
Werkvormen helpen om het proces te stroomlijnen en uiteindelijk de interventies over te houden die de grootste kans van slagen hebben. Voor de fictieve casus ‘Molenwijk’ werkte het CCV een aantal werkvormen kort en bondig uit. De werkvormen zijn nog niet vertaald naar de veiligheids- en leefbaarheidswereld; daar helpt het CCV je graag bij.
Kenmerkend voor Design Thinking is dat elke sprint een concreet resultaat heeft. Dit resultaat is meteen de input voor de volgende sprint.