Sprint 1 Help!? Gedeelde urgentie
In deze beginfase gaat het om het begrijpen van wat er speelt in een wijk door meelevend te luisteren. Wat is het probleem, wat willen mensen graag, waarom? Aannames en vooroordelen gaan overboord en je luistert, vraagt door en maakt verbinding met de pijn die mensen in de wijk ervaren. Waar willen ze van verlost worden? Luister, hoor, zie en voel.
Zien en voelen
In deze eerste sprint gaan alle aannames en vooroordelen overboord. Leef je in in de wereld van de bewoners en andere betrokkenen. Zo leg je de basis voor een oplossing die de mensen of doelgroep centraal zet. Wat is de precieze vraag van mensen in de wijk? Wat zijn hun behoeften en welke uitdagingen zijn er om hun probleem of problemen op te lossen?
Samen de glijbaan af
Om te weten hoe hoog de nood van het probleem is, breng je in kaart waar mensen op de zogenoemde ‘glijbaan’ zijn. Deze glijbaan is ontwikkeld door Karin de Galan en zij gebruikt dit model om de ‘pijn op tafel te krijgen’. Om te veranderen, moeten betrokkenen namelijk eerst de noodzaak voelen. Daarom moet je eerst de motivaties en perspectieven naar boven halen.
Grofweg kun je de betrokkenen indelen in 3 groepen, van hoog op de glijbaan naar onderaan op de glijbaan:
- Betrokkenen die het probleem niet zien; zij ervaren geen pijn (hoog op de glijbaan).
- Betrokkenen ervaren de pijn (midden op de glijbaan), maar hebben geen kansen of mogelijkheden om de situatie te veranderen.
- Betrokkenen die de pijn heel duidelijk voelen en de wil hebben om een verandering op gang te brengen (onderaan de glijbaan).
De groep die onderaan de glijbaan zit, die de pijn voelt en het vertrouwen heeft om het samen op te pakken, moet je wellicht een beetje in toom houden. In ieder geval totdat de eerste 2 groepen over de brug zijn en meedoen. Maar dat betekent niet dat je deze groep links moet laten liggen. Ook van deze mensen moet je weten waar de pijn precies zit en de zere plekken goed in kaart brengen.
Iedereen voelt de pijn
De eerste 2 groepen moet je zien te verleiden om actief mee te doen. Want pas op het moment dat iedereen de pijn in de wijk voelt én er vertrouwen in heeft om dat samen op te pakken, is er pas sprake van een situatie waarin iedereen de noodzaak sterk voelt om mee te doen. En dus de neuzen in de (welbekende) zelfde richting staan. Met de juiste werkvormen werk je naar dit punt toe. Bijvoorbeeld door uitdagende stellingen te gebruiken of situaties uit de wijk te bespreken.
Aan het einde van deze sprint liggen de verschillende pijnpunten – zoals deze gezien en gevoeld worden – op tafel. De ‘temperatuur’ van de wijk is opgenomen. Nu kun je door naar sprint 2 waarin je een beeld krijgt van wat er precies aan de hand is.