De klassieke 'enge plek'
De klassieke ‘enge plek’ wordt meestal gekenmerkt door één of meer van de onderstaande elementen:
- verlatenheid: bijvoorbeeld omdat er ’s avonds nauwelijks meer iemand van de plek gebruik maakt. Denk aan een park, een klein stationnetje, een fietspad door een verlaten gebied. Er zijn dus geen anderen meer die je eventueel te hulp zouden kunnen komen (of waardoor anderen het wel uit hun hoofd laten wat te proberen);
- beslotenheid: je hebt onder meer het gevoel dat je niet weg kunt, bijvoorbeeld als er iemand aankomt die je niet vertrouwt. Een tunnel bijvoorbeeld of een (verzonken) perron;
- slechte verlichting of andere onoverzichtelijkheid, je kunt lastig je weg vinden. Het is onduidelijk waar eventueel gevaar dreigt;
- verloedering: de omgeving geeft indirect aan dat er sprake is van wanorde en/of van onverschilligheid in het beheer.
Analyseer dus goed waarom op die specifieke plek mensen zich onprettig voelen en neem op basis daarvan maatregelen die de lay-out, de attractiviteit en/of de functionaliteit van de plek veranderen en/of het beheer verbeteren. Ga daarna pas uit een repressiever vaatje tappen.