Product toegevoegd aan winkelmand
 

Veiligheidsbeleving


Wanneer is (on)veiligheidsbeleving problematisch?

Met monitoren kun je nagaan hoe de veiligheidsbeleving van bepaalde groepen mensen (buurten, segmenten uit de bevolking, beroepsgroepen e.d.) zich verhoudt tot die van anderen. Als deze hoog (of juist laag) is, kán dat duiden op een problematische veiligheidsbeleving. Maar dat hoeft niet!

Nader onderzoek

Nader onderzoek is dan dus nodig. Dat onderzoek moet antwoord geven op de vraag wat die specifieke veiligheidsbeleving voor de mensen zelf betekent en welke gevolgen het voor hen heeft.

Een aantal indicatoren: vertellen de betrokkenen ook over vermijdingsgedrag? Zeggen zij bijvoorbeeld op bepaalde plaatsen liever een blokje om te lopen? Of gaan zij ’s avonds niet meer de deur uit (terwijl zij dat zónder onveiligheidsgevoel wel zouden doen)? Nemen mensen relatief veel beveiligingsmaatregelen? Trekken zij zich terug, melden zij zich vaker ziek, of is er veel verloop onder personeel of wijkbevolking? Durven mensen dit te melden aan politie of gemeente? Verandert de samenstelling van de buurt, dalen de huizenprijzen?

Twee methoden

Een eerste methode om achter deze informatie te komen is dit rechtstreeks te vragen aan (een steekproef van) de mensen zelf of anderen die daarop een goed zicht hebben. Een tweede methode is te kijken welke indicatoren al beschikbaar zijn die een beeld kunnen geven van de gedragsmatige gevolgen die de (on)veiligheidsbeleving heeft. Zie daarvoor verder Informatie & analyse.

De Belgische criminologe Van den Herrewegen ontwikkelde een andere methode om naar veiligheidsbeleving te kijken. Zij maakt een onderscheid in problematische en niet-problematische veiligheidsbeleving. Lees er meer over bij 'voor de doorzetters'.

© Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid