Product toegevoegd aan winkelmand
 

Drugscriminaliteit


Recente uitspraken over de toepassing van artikel 13b Opiumwet

Op deze pagina vind je een overzicht van de nieuwste juridische uitspraken over de toepassing van artikel 13b Opiumwet. Dit overzicht is in samenwerking met het Centrum van Openbare Orde en Veiligheid van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) gemaakt en wordt maandelijks bijgewerkt.

ABRvS 2 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1698

De burgemeester van Dordrecht sluit een woning voor de duur van 3 maanden. In de woning is 2,3 gram MDMA, 0,55 gram cocaïne, 2 gripzakjes hennep, 93,3 gram mannitol, een busje pepperspray en 5 mobiele telefoons aangetroffen. Appellante heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de (geringe) handelshoeveelheid drugs voor eigen gebruik is; haar betoog was onvoldoende helder en consistent. Daarnaast blijkt uit meerdere meldingen en verklaringen dat appellante al maanden drugs verkoopt vanuit de woning. Zo zouden er meerdere personen de woning ingaan en hier maar kort verblijven. De burgemeester is op grond van het bovenstaande bevoegd om de woning te sluiten.

ABRvS 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2005

De burgemeester van Rotterdam sluit een woning voor de duur van 6 maanden na de vondst van 25,9 gram heroïne, een zeef, een digitale keukenweegschaal, een lepel, een kwast en een plastic bak. Alle voorwerpen waren vervuild met bruin poeder. De burgemeester mag de sluiting van de woning noodzakelijk vinden, omdat de woning in een ‘gevoelige wijk’ ligt, wat erop duidt dat het woon- en leefklimaat in de buurt onder druk staat. Daarnaast mag worden meegewogen dat de woning boven een speelgoedwinkel ligt en grenst aan een plein met speelvoorzieningen voor kinderen.

ABRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251

De burgemeester van Rotterdam sluit een smartshop voor de duur van 6 maanden. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard en het besluit herroepen. Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld. In de smartshop zijn verschillende stoffen en goederen aangetroffen die afzonderlijk niet strafbaar zijn, maar gelet op de aard en hoeveelheden hiervan kan het volgens de burgemeester niet anders dan dat deze bedoeld zijn voor het produceren en verhandelen van drugs.

De rechtbank oordeelde hier anders over en oordeelde dat de burgemeester niet bevoegd was om over te gaan tot sluiting. Volgens de rechtbank heeft de burgemeester niet aannemelijk gemaakt dat de stoffen en goederen bestemd zijn voor strafbare voorbereidingshandelingen.

De Afdeling oordeelt echter dat de burgemeester wél bevoegd is om tot sluiting over te gaan. Volgens de Afdeling is de combinatie van versnijdingsmiddelen met andere goederen relevant, zoals de verpakkingen met verborgen ruimtes en een groot aantal vitrines met geldtelmachines. De eigenaar van de smartshop wordt niet gevolgd in zijn betoog dat de versnijdingsmiddelen (mannitol, inositol en cafeïne) worden verkocht als voedingssupplementen in hoeveelheden van niet meer dan 100 gram en dat de geldtelmachines, verpakkingen met verborgen ruimtes en vacuümmachines apart aan klanten worden verkocht.

Of de wederpartij daadwerkelijk wist of een ernstig vermoeden had dat de aangetroffen voorwerpen bestemd waren voor drugshandel is niet van belang. De burgemeester moet enkel aannemelijk maken dat de belanghebbende ‘weet of ernstige reden heeft om te vermoeden’ en dit mag de burgemeester doen op basis van de feitelijke situatie. 

ABRvS 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142

De burgemeester van Apeldoorn sluit een koopwoning voor de duur van 3 maanden na de vondst van een hennepkwekerij door de FIOD. Op de eerste verdieping staat een professioneel opgezette kweekruimte met 60 hennepplanten. In de kelder staan 264 in steenwol gestoken hennepstekken en een grote zak verdroogde hennepstekken. Daarnaast zijn er 2 vuurwapens in een slaapkamer op de begane grond aangetroffen.

Volgens appellante is de sluiting niet evenredig, omdat zij niets wist van de hennepkwekerij van haar echtgenoot en vanwege de gevolgen als het besluit tot sluiting wordt ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers (op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken). Die inschrijving zou kunnen leiden tot verlies van haar hypotheek en plaatsing op een zwarte lijst voor banken. Daarbij komt dat beslag is gelegd op haar spaartegoeden. Zij kan met haar inkomen geen dubbele woonlasten dragen door voor 3 maanden naast de hypotheek ook een woning te huren om in te verblijven. Appellante verwijst hiervoor naar bankafschriften en het feit dat haar echtgenoot al een jaar geen inkomen heeft. Sluiting is ook onevenredig gelet op het tijdsverloop sinds de bevindingen van de FIOD.

De Afdeling oordeelt dat het de verantwoordelijkheid is van de appellante om vervangende huisvesting te vinden. De appellante heeft niet voldoende onderbouwd waarom ze daartoe niet in staat is. De appellante heeft ook niet aangetoond dat ze geprobeerd heeft tijdelijk onderdak te vinden bij familie, vrienden of kennissen. De burgemeester heeft tevens voldoende rekening gehouden met het feit dat de appellante een minderjarige dochter heeft en heeft voldoende ondersteuning geboden door contact te leggen met het Sociaal Wijkteam en lijsten te verstrekken met gegevens van particuliere verhuurders, huisbazen en campings. De appellante heeft echter alleen 2 vakantieparken benaderd die niet op de lijsten staan en heeft niet aangetoond dat ze de lijsten heeft gebruikt bij haar zoektocht naar vervangende woonruimte.

Uiteindelijk heeft de sluiting niet plaatsgevonden. De bevindingen van de FIOD dateren van 10 december 2020. Als de burgemeester alsnog wenst te sluiten, moet de burgemeester de noodzaak van de sluiting opnieuw beoordelen.

ABRvS 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1140

De burgemeester van Noardeast-Fryslân sluit een woning voor de duur van 6 maanden. Appellant is aangehouden op verdenking van bezit van en handel in verdovende middelen. Hij was namelijk in bezit van een flesje GHB en vijf gripzakjes met speed en ketamine. Uit een doorzoeking van de woning van appellant is het vermoeden ontstaan dat appellant vanuit zijn woning GHB produceert en amfetamine verhandelt. In de woning zijn attributen aangetroffen die gebruikt worden bij de productie van harddrugs. Daarnaast hebben omwonenden geklaagd over overlast van ‘drugsklanten’.

De appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat er geen rekening is gehouden met zijn vermogen om een vervangende verblijfplaats te vinden. Het is zijn eigen verantwoordelijkheid om een nieuwe plek te vinden. De burgemeester heeft begrip getoond voor de situatie van de appellant en heeft hem extra tijd gegeven om tijdelijke huisvesting te vinden. De appellant heeft zijn tijdelijke huisvesting echter moeten verlaten vanwege zijn gedrag. De burgemeester heeft de appellant ook in contact gebracht met het gebiedsteam van de gemeente en heeft hem een lijst met adressen verstrekt om vervangende woonruimte te vinden. Op de zitting is gebleken dat de appellant tijdelijk onderdak heeft gevonden dankzij deze hulp. Dat de appellant op een zwarte lijst is komen te staan, is niet voldoende om af te wijken van sluiting.

ABRvS 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1139

De burgemeester van Leeuwarden sluit een woning voor de duur van 6 maanden. Tijdens een doorzoeking van de politie (in het kader van een onderzoek naar internationale drugscriminaliteit) is een grote hoeveelheid aan harddrugs aangetroffen. Vanwege de grote hoeveelheid en de verschillende soorten harddrugs (onder andere GHB, MDMA, amfetamine en cocaïne) mag de burgemeester aannemen dat in of vanuit de woning wordt gehandeld. Het betoog van appellante dat de woning van iedere drugsverslaafde kan worden gesloten als de burgemeester al optreedt vanwege de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid slaagt niet.

De noodzaak van de sluiting blijkt volgens de Afdeling uit de rol die de woning in een grootschalig drugsonderzoek van de politie speelt en de aangetroffen middelen die gebruikt worden bij de productie van GHB. Daarnaast verbleef een kennis van appellante uit een vroegere kring van drugsgebruikers in de woning. Dit zijn volgens de Afdeling voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat in of vanuit de woning werd verhandeld.

Appellante betoogt nog dat de noodzaak van de sluiting ontbreekt, omdat er 4 maanden tussen het aantreffen van de drugs en de datum van de sluiting zit. De 4 maanden worden echter niet gezien als een onredelijk lange periode. Daarnaast is deze periode juist bedoeld om vervangende woonruimte te vinden.

De appellante betoogt tot slot dat de sluiting niet evenredig is, omdat er geen belang is toegekend aan de vraag of zij een vervangende woonruimte kan vinden, omdat haar huurovereenkomst wordt ontbonden en omdat zij mogelijk op een zwarte lijst wordt geplaatst. De Afdeling overweegt echter dat deze gevolgen niet zonder meer in de weg staan aan sluiting van een woning, gelet op de ernst en omvang van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van appellante.

ABRvS 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:823

De burgemeester van Gouda sluit een woning voor de duur van 6 maanden na een vondst van gripzakjes met 49 gram hennep, 86 XTC-pillen en andere verdachte voorwerpen in de slaapkamer van de minderjarige zoon van appellant. Aangezien deze hoeveelheid drugs de gebruikershoeveelheid ruimschoots overschrijdt, mag de burgemeester aannemen dat de drugs bestemd zijn voor handel, aldus de Afdeling. Sluiting is volgens de Afdeling noodzakelijk, omdat er in de afgelopen jaren 6 andere woningen in de wijk zijn gesloten en omdat er harddrugs zijn aangetroffen.

De Afdeling oordeelt echter dat de sluiting onevenwichtig is. De drugs lagen op de slaapkamer van de minderjarige zoon van appellante en het is niet gebleken dat de drugs aanwezig waren op een voor appellant zichtbare of gemakkelijk vindbare plek. Tevens speelt mee dat het Sociaal Team negatief heeft geadviseerd over de sluiting. Tot slot is van belang dat de woningbouwcorporatie heeft aangegeven dat appellant op de zwarte lijst komt te staan. De Afdeling oordeelt dat de sluiting in dit geval niet evenredig is en verklaart het hoger beroep gegrond.

© Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid