Drugscriminaliteit
- Drugscriminaliteit
- Kenniskring
- Drugsfenomenen
- Drugssoorten
- Bevoegdheden
- Artikel 13b Opiumwet
- Beoordelingskader artikel 13b Opiumwet
- Stappenplan artikel 13b Opiumwet
- Juridische uitspraken artikel 13b Opiumwet
- Bestuursrechtelijke maatregelen
- Communicatiemiddelen
- Samenwerken
- Onderzoeksrapporten
- Documenten
- Nieuws
Algemeen
Bijzondere omstandigheden onvoldoende ernstig om langere sluitingsduur te rechtvaardigen
ABRvS 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3402
In een woonwagen en een kindstandplaats worden 32 XTC-pillen, 16,0 gram MDMA, een boksbeugel en een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen. De burgemeester van Best sluit beide locaties (de woning en de kindstandplaats) voor een duur van 6 maanden. Appellanten voeren verschillende omstandigheden aan tegen de sluiting en de duur van de sluiting. Zo zijn de gevolgen van de sluiting onevenredig, omdat de verhuurder een ontbindingprocedure is gestart en appellanten voor 5 jaar op een zwarte lijst worden geplaatst. Appellanten voeren tevens aan dat hun twee oudste kinderen psychische schade hebben ondervonden door de politie-inval. Ook leven appellanten in een bijzondere gemeenschap, een Sinti-gemeenschap, wat een vertrouwde omgeving is voor de kinderen. Daarnaast loopt er een strafrechtelijke procedure voor de aanwezigheid van de drugs, niet voor de handel in drugs. Volgens appellanten had de burgemeester de woning hierdoor niet mogen sluiten. De Afdeling oordeelt echter dat de stress die is veroorzaakt bij de kinderen niet zodanig is dat de woning in zijn geheel niet gesloten had mogen worden. Dat het een woonwagen in een hechte Siniti-gemeenschap betreft, is ook onvoldoende om van sluiting af te zien. Daarnaast oordeelt de Afdeling dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de plaatsing op de zwarte lijst onzekere factoren zijn. De Afdeling oordeelt daarentegen wel dat de sluiting voor de duur van 6 maanden onevenredig is. Het gemeentelijk Damcolesbeleid schrijft een sluitingsduur van 4 maanden voor bij de vondst van harddrugs. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan een langere sluiting gerechtvaardigd zijn. De burgemeester heeft voor een langere duur gekozen vanwege de hoeveelheid aangetroffen drugs, de boksbeugel en gripzakjes. De Afdeling oordeelt dat deze omstandigheden onvoldoende zijn om de duur van 6 maanden te rechtvaardigen. De sluiting van 6 maanden is onevenredig in verhouding met de tot het besluit te dienen doelen.
Sluiting voor onbepaalde tijd is onevenredig
ABRvS 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2544
De burgmeester besluit een woning voor onbepaalde tijd te sluiten nadat binnen drie jaar voor de tweede keer drugs worden aangetroffen. De belanghebbende kan een verzoek tot opheffing van de sluiting indienen, maar de burgemeester gaat in beginsel alleen in zeer bijzondere nieuwe omstandigheden over tot eerdere heropening van een woning. De Afdeling oordeelt dat dit besluit in strijd is met de rechtszekerheid: aan sluiting van een woning op grond van de Opiumwet moet in beginsel een termijn worden verbonden. De sluiting van een woning maakt inbreuk op de rechten van de rechthebbenden op die woning en mag daarom niet langer duren dan noodzakelijk. De Afdeling oordeelt dat de burgemeester een bepaalde duur had moeten verbinden aan de sluiting en daarbij rekening had moeten houden met de belangen van de appellant. Nu hij dat niet heeft gedaan, is het besluit onevenredig.
Sluiting van meer dan 6 maanden is onevenredig als er geen sprake is van feitelijke drugshandel
ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911
Een woning wordt voor 52 weken gesloten na aantreffen van 41 gram amfetamine en een anonieme klacht dat in de woning drugs zouden worden geproduceerd. De melding bleek echter onjuist en de Afdeling oordeelt dat het niet aannemelijk is dat er in of vanuit de woning drugs werden verhandeld. De Afdeling acht het daarom onevenredig om de woning langer dan zes maanden te sluiten.
Sluiting van twaalf maanden leidt tot onevenredige gevolgen voor de betrokkenen
ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:335
Na de conclusie van de staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Wattel, doet de Afdeling uitspraak in de zaak die zich afspeelt in de gemeente Waadhoeke. In deze zaak gaat het om de sluiting van een oude melkfabriek voor twaalf maanden vanwege een drugsvondst. In beroep heeft de rechtbank beslist dat de gekozen duur van twaalf maanden niet evenredig is. De Afdeling oordeelt in hoger beroep dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd welk verwijt de betrokkenen kan worden gemaakt. Daarnaast heeft de burgemeester onvoldoende betrokken dat de melkfabriek werd bewoond, dat daarin drie bedrijven werden uitgeoefend en dat tevens publieke activiteiten werden georganiseerd in de melkfabriek. De Afdeling volgt de burgemeester niet in zijn betoog dat de beoogde doelen niet zouden kunnen worden bereikt met een kortere sluitingsduur dan twaalf maanden. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat een sluiting voor de duur van zes maanden passender is.
Reactie op verzoek om sluiting niet te effectueren is een besluit in de zin van de Awb
ABRvS 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2756
De Afdeling bepaalt dat de reactie van de burgemeester op het verzoek om niet over te gaan tot sluiting in afwachting van de beslissing op bezwaar of voorlopige voorziening een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat rechtsbescherming tegen een dergelijke reactie openstaat. De burgemeester zal daarnaast moeten beoordelen of hij gelet op het tijdsverloop en de duur van de sluiting de sluiting nog noodzakelijk acht gelet op de beoogde doelen.
Conclusie over de evenredigheidstoets van Widdershoven en Wattel
RvS 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1468
De voorzitter van de Afdeling heeft de staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Wattel gevraagd om een conclusie over de indringendheid van de evenredigheidstoets door de bestuursrechter.
Widdershoven en Wattel schrijven in hun conclusie op 7 juli 2021 dat de bestuursrechters niet meer slechts terughoudend kunnen toetsen. De indringendheid van de rechterlijke toetsing moet volgens hun afhangen van:
- de belangen die een rol spelen
- de vraag in hoeverre de maatregel grondrechten (zoals het huisrecht) aantast.
Het accent van de rechterlijke beoordeling moet volgens Widdershoven en Wattel liggen op de concrete uitkomst in het individuele geval. De staatsraden geven aan dat de burgemeesters maatwerk zouden moeten leveren. In de conclusie geven Widdershoven en Wattel tevens een stappenplan voor de beoordeling van de evenredigheid.
Wat de gevolgen van dit advies gaan zijn voor de toepassing van de bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet en de rechterlijke toetsing, is nog onduidelijk.
Alle omstandigheden moeten worden meegenomen in de besluitvorming
ABRvS 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840
Burgemeesters kunnen niet langer volstaan met de enkele verwijzing naar de beleidsregels in de beoordeling van de evenredigheid. Anders dan voorheen moeten burgemeesters alle omstandigheden in samenhang meewegen om te beoordelen of zij ‘bijzonder’ zijn in de zin van artikel 4:84 Awb.
Opschorting bijstandsuitkering is geen gevolg van de sluiting
ABRvS 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:55
De woning van de belanghebbende is gesloten vanwege het aantreffen van een niet in werking zijnde hennepkwekerij. Vanwege de sluiting is zijn uitkering op grond van de Participatiewet opgeschort. De gemeente geeft echter aan dat dit geen gevolg is van de sluiting.
Persoonlijke verwijtbaarheid is niet vereist
ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:851
Persoonlijke verwijtbaarheid is geen vereiste voor de bevoegdheid van de burgemeester om een last onder bestuursdwang op te leggen.
Bijzondere omstandigheden leiden tot verzwaarde motiveringsplicht
ABRvS 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2241
Indien een omstandigheid als ‘bijzonder’ moet worden aangemerkt vanwege de - mogelijk - onevenredige gevolgen van de sluiting, betekent dit niet per definitie dat de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet aan de burgemeester ontvalt. Hij wordt slechts verplicht om expliciet te motiveren waarom hij zijn besluit in redelijkheid heeft kunnen nemen.
Ontbreken van iedere betrokkenheid
ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912
Indien belanghebbende geen enkele betrokkenheid had bij de overtreding, kan dit (afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden) ertoe leiden dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken