Product toegevoegd aan winkelmand
 

Buitengewoon opsporingsambtenaar (boa)

Professionalisering milieuboa's

Evaluatie van het opleidingsprogramma voor buitengewoon opsporings-ambtenaren milieu

De professionalsering van de milieuboa is in gang gezet en werpt zijn vruchten af. Het is echter nog onduidelijk in hoeverre de professionaliteit van de milieuboa op het vereiste peil is gebracht. Dit blijkt uit onderzoek van Verwey-Jonker Instituut, Universiteit Utrecht en het WODC.

Probleemstelling

Hoe functioneert het opleidingsprogramma voor milieuboa’s en in hoeverre kan dit bijdragen aan de beoogde professionalisering van de milieuboa?

Beschrijving

Het onderzoek is uitgevoerd in het najaar van 2014 aan de hand van documentstudie en ruim twintig vraaggesprekken met vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie, de opleidingsinstituten en werkgevers. Het opleidingsprogramma is geanalyseerd aan de hand van het lesmateriaal, docentinstructies en examens. Daarnaast zijn lessen bijgewoond en is gesproken met docenten en cursisten.

Conclusies

Uit het onderzoek komt naar voren dat de beoogde professionalisering van de milieuboa in gang is gezet. Dit proces lijkt zijn eerste vruchten af te werpen: milieuboa’s zijn beter in staat hun bevoegdheden actiever en zelfbewuster uit te oefenen. Zij staan steviger in hun schoenen. Maar, tegelijkertijd is nog onduidelijk in hoeverre de professionaliteit van de milieuboa op het vereiste peil is gebracht. De beoogde verbetering van de professionaliteit is vooraf onvoldoende geoperationaliseerd om dit mogelijk te maken: op welk moment is de beoogde professionaliteit bereikt en hoe moet dat worden vastgesteld?

Geconstateerd kan worden dat het curriculum van de vervolgopleiding en de permanente her- en bijscholing over het algemeen goed aansluit op het functieprofiel van de milieuboa en als zodanig een bijdrage kan leveren aan de beoogde professionalisering. Op onderdelen kan het opleidingsprogramma nog verbeterd worden. Zo zou meer diepgang (ten aanzien van de aan te leren competenties), evenwicht (tussen theorie en praktijk) en samenhang (doorlopende leerlijn) kunnen worden aangebracht in de verschillende programmaonderdelen. Ook ontbreekt het aan (extern) toezicht op de kwaliteit van de examinering.

Auteurs

A.G. Mein, B.A.M. van den Berg

ISBN

978-90-5830-666

Organisatie

Verwey-Jonker Instituut, Universiteit Utrecht (Centrum voor onderwijs en leren) en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)

Links